Verboden incest
Geschreven door Dayan mr. drs. R. Evers
Incest werd verboden. Bekend is uit de psychologie tot welke zieleschade deze verboden relaties kunnen leiden. Naar het waarom van dit verbod, zegt Nachmanides, kunnen we alleen maar gissen. Anderen wijzen op de negatieve genetische gevolgen. Volgens ibn Ezra is samenleving in de ogen van G’d een verachtelijke handeling maar anderen stellen juist dat dit tot de hoogste kedoesja (heiligheid) leidt. Er komt hierdoor immers een nieuwe nesjomme (ziel) op aarde.
Vlak voor de verboden relaties zegt de Tora: ‘Mijn sociale opdrachten moeten jullie uitvoeren en Mijn onbegrijpelijke wetten moeten jullie in acht nemen om daarin te gaan, ik ben jullie G’d (18:4)’. De kabbalist Rabbi Chaim ibn Attar stelt hierbij de volgende vragen: deze vers vormt de inleiding op het verbod van incest. Waarom wordt dan onderscheid gemaakt tussen sociale en onbegrijpelijke voorschriften? En wat betekent:‘om daarin te gaan’? En waarom wordt de G’dsnaam zo uitdrukkelijk vermeld in deze Pasoek?
Hoewel wij iedere vorm van ontucht moeten mijden, verbiedt de Tora seksueel contact niet. Men zou misschien een kluizenaarsleven willen leiden maar dat is niet wat de Talmoedgeleerden voor ogen stond.
Onze Wijzen zeggen dat de mens midden in de maatschappij moet staan en het aardse moet verheffen. Door zich af te sluiten van het gewone leven, negeert men dit en doet men dit tekort. Door er op een koosjere manier aan mee te doen, kan men al het aardse sublimeren en richten op het Hogere.
Op een juiste, religieuze wijze te eten op de dag voor Jom Kippoer getuigt van meer `kedoesja-kracht’ dan het vasten op de Grote Verzoendag. Daarom wordt hier allereerst vermeld: ‘Mijn sociale voorschriften moeten jullie uitvoeren’. In de context bezien, betekent dit, dat men moet trouwen. Maar ‘desondanks heb ik jullie een aantal huwelijkswetten voorgeschreven, die niet altijd te begrijpen zijn’.
Door ontucht te mijden raakt men minder gericht op het aardse en directe lustbevrediging. Als men toegeeft aan incestueuze relaties creëert dat een psychische vunzigheid (toema) die de hele persoonlijkheid doordringt. Ook al doet men ook positieve dingen en houdt men zich verder aan de Tora, zegt G’d over een incestueuze verkrachter: ‘Tegen de slechtaard zegt G’d: wat moet jij mijn wetten tellen?’ (Psalmen 50:16). G’d wil alleen mitsvot die in heiligheid worden uitgevoerd.
Wanneer men psychisch in staat is om zich in te houden, zich tot het positieve en heilige te wenden, volgt de rest van het lichaam vanzelf. Onze Wijzen vertellen (Vajikra Rabba 35:1) dat koning David vanzelf naar het Beet Midrasj (de leerschool) ging. Omdat hij zo gericht was op kedoesja en dit zo belangrijk was in zijn leven, ging het allemaal vanzelf. Verlangen naar het G’ddelijke werd zijn tweede natuur. Vanzelf had hij geen behoefte aan allerlei lage driften. Dit is de betekenis van: ‘om daarin te gaan’. Hij ging vanzelf.
Maar er is nog een diepere betekenislaag. ‘Om daarin te gaan’ betekent dat men voortdurend in de Tora moet doorgaan en groeien. Naar aanleiding van een uitspraak van de profeet (Ezechiel 33:12) stellen onze Chagamiem (Wijzen) dat, wanneer men een heel leven deugdzaam is geweest, maar toch op het einde van het leven de fout ingaat, dit een ernstig obstakel vormt in de spirituele groei richting de Olam Haba (het Hiernamaals). Men moet blijven gaan. Anders wordt de spirituele reis naar Boven ernstig verstoord. Het vorige en komende leven vormt een continuum.
De derde achtergrond is de gedachte dat wij onze spirituele beloning niet uitgekeerd moeten willen krijgen in deze materiële wereld. Het mooiste zou zijn als men alle ge- en verboden Lesjeem Sjamajiem (belangeloos, voor G’d) uitvoert. Men moet er in doorgaan en de spirituele verdiensten meenemen op zijn reis naar het Echte Leven.
Een vierde, kabbalistische verklaring wordt toegeschreven aan Rabbi Sjimon bar Jochai. Hij stelt dat de 248 ledematen van de mens en zijn 365 pezen, staan tegenover de 248 geboden en de 365 verboden uit de Tora. Wanneer een mens een Mitsva uitvoert, komt de G’dsnaam te rusten op dat lichaamsdeel. Het woord mitsva representeert, via kabbalistische decodering, eigenlijk de vierletterige naam van G’d, het Tetragrammaton. Door het uitvoeren van de mitsvot wordt de mens als het ware een Merkava (instrument) in de handen van Hasjeem. G’d gaat als het ware’in de mens’ en dat betekent:‘om daarin te gaan’. Wie gaat in wie? G’d zegt: “als het ware treed Ik in de mens en vervul daarmee de pasoek ‘Ik zal in jullie wonen’” (Sjemot 25:8).
©Dayan mr. drs. R. Evers