Tora slavernij is reclassering
Geschreven door Dayan mr. drs. R. Evers
“Dit zijn de rechtsvoorschriften: Als je een Hebreeuwse slaaf koopt, zal hij zes jaar dienen en het zevende jaar gaat hij in vrijheid heen; niets betaalt hij” (Exodus 21:1-2)
In Misjpatiem worden intermenselijke, civiele rechten behandeld. Het civiele wetboek begint met de status van de slaaf. Hij is veroordeeld tot zes jaar dienstwerk omdat hij gestolen heeft en het Rabbinale hof heeft hem ‘verkocht’ aan een rijke heer. Met de opbrengst van de verkoop wordt de bestolene terugbetaald. Keurt de Tora slavernij goed? Wat zegt onze Joodse moraal over de wantoestanden uit de zeventiende eeuw, hier en elders?
Reclassering, geen uitbuiting
Het eerste wat het civiele gedeelte van de Tora behandelt is de positie van de underdog. De slavenregeling uit de Tora is geen uitbuiting maar veel eerder reclassering. De dief had gestolen. Hij werd niet in de gevangenis gegooid, omdat dit hem alleen maar slechter zou maken door contact met andere criminelen. Hij werd niet van zijn vrouw en kinderen gescheiden, omdat dit allerlei onschuldigen eveneens zou treffen en in het ongeluk zou storten. De Joodse slavernij is reclassering. Hij kon niet omgaan met geld. Hij wordt in een rijk gezin geplaatst voor heropvoeding. Zijn vrouw en kinderen gaan mee en worden eveneens onderhouden door de heer. Zo lopen wij niet het risico dat een gezin totaal ontwricht raakt door een misstap van één persoon.
Verheffend en zinnig
Zijn slavernij was niet voor eeuwig. De heer mocht geen vernederend werk opdragen en mocht hem ook geen nutteloze arbeid laten doen, zodat de ‘slaaf’ niet het gevoel had dat hij onzinnig bezig was. De heer moest zorgen voor goed voedsel, kleding en een prettig onderdak voor zijn ‘slavengezin’, gelijk hij voor zichzelf en zijn eigen familie zorgt.
Toch enige terechtwijzing
Als de dief ongetrouwd was toen hij ‘slaaf’ werd, mocht de heer hem geen niet-joodse slavin als vrouw geven, omdat de Tora kennelijk vreest dat hij aan een dame van heidense afkomst blijft ‘hangen’. Maar wanneer hij reeds een eigen gezin had, dan had de heer wel het recht om zijn slaaf een niet-joodse slavin te laten trouwen. Dit wordt door de verklaarders als een vernedering gezien, omdat de slaaf toch op één of andere manier terecht moet worden gewezen.
Zelfstandigheid
De Tora wil ons zelfstandigheid aanleren. Wij moeten direct onder G’d staan en niet onder een ander mens willen werken. Niettemin bestaan er veel onzelfstandige persoonlijkheden. Als de zes jaar van dienstbaarheid voorbij zijn en de dienaar bij zijn heer wil blijven, dan moet de meester hem naar een Joodse rechtbank brengen waar de slaaf verklaart dat hij niet weg wil bij zijn heer. Dan volgt er een ongebruikelijke procedure. De slaaf wordt tegen een rechtopstaande deurpost gezet en zijn rechteroorlel wordt met een priem doorstoken tot de deurpost. Daarna mag de slaaf bij zijn heer blijven tot het 50e – Joweel – jaar.
Waardigheid en menselijkheid
Uit alle voorschriften blijkt duidelijk dat de Tora veel aandacht besteedt aan goede behandeling en verheffing van iemand, die niet meer voor zichzelf kan zorgen. Aan het einde van de slavernij kreeg hij ook nog een grote som geld mee om opnieuw voor zichzelf te kunnen beginnen. Hoe vaak gebeurde het vroeger in Nederland niet dat gevangenen, zodra ze op vrije voeten waren, weer vervielen tot diefstal, omdat ze gewoon niet te eten hadden. Dat wil de Tora voorkomen.
Verslaving
Deze positieve regeling kennen wij helaas niet meer nu wij verspreid over de hele wereld leven. De Tora wil ons duidelijk maken dat verslaving en spirituele slavernij geen optie zijn in het Jodendom. In feite is dit iets waarmee we elke dag geconfronteerd worden. Hoe vaak hebben we niet de neiging onze lusten en passies te volgen terwijl ons verstand en onze G’ddelijke ziel ons zegt “niet doen” of “doe het goede”. Pas wanneer we in staat zijn ons los te maken van de tirannie van onze lichamelijke mensaspecten, zijn wij werkelijk vrij, zoals in de Joodse wijsheidsliteratuur staat: een echt vrij mens is alleen degene, die niet verslaafd is aan zijn behoeften en passies, maar zich kan wijden aan hogere zaken, zoals de studie van Tora.
©Dayan mr. drs. R. Evers