Tijd
Geschreven door de redactie
Tijd…
Een van de argumenten die vrijzinnige gelovigen – zij het Joden, zij het anders-gelovigen aanvoeren om de Bijbel van Zijn G-ddelijkheid en autoriteit te ontslaan is tijd. Het zou overdreven zijn, (zie leeftijd van de eerste generatie), in zes dagen dat de wereld geschapen is, is wetenschappelijk niet te staven, etc.
Voorop gesteld: geschiedkundig is de Bijbel correct. Alleen de maten waarmee de Bijbel zou moeten worden gemeten zijn divers ten op zichten van onze tijd en ruimte. Wat ons kan verwarren is dat de Bijbel niet altijd met jaartallen werkt. Het is onbekend in welk jaar na de Schepping bijvoorbeeld Davied hamelech geboren werd, welk jaar precies de zondvloed na de Schepping heeft plaatsgevonden is een raadsel, hoewel je door middels van berekeningen uit de tekst kan opmaken.
Bepaalde gebeurtenissen in een tijd wordt meestal aangegeven met de regeringsjaar van de koning die op dat moment regeert in plaats van “zoveel jaar na Adam” of in die geest. Optellen van perioden in de Bijbel wordt daarom door G-d niet toegelaten immers twaalf stoelen plus drie tafels is vijftien, maar geen vijftien stoelen of vijftien tafels, maar vijftien meubelstukken. Dat de tijden in de Bijbel steeds divers worden geven (voorbeeld de zes Scheppingsdagen, tijd en tijden in Dani’jel), kún en moet je er van uitgaan dat je zo niet met de tijd die in de Bijbel geven wordt mag omspringen. De gebeurtenissen in de Bijbel laten namelijk ook zien dat er een en ander in het heelal veranderde en daarmee ook de tijd. Denk aan de inname van Jericho toen de zon tot stilstand werd gebracht. Dat moet een “aardschok” teweeg hebben gebracht! Ook de Zondvloed had – zij het andere – consequenties. Of denk aan Hizkia toen de schaduw toen treden terugging. Allemaal natuurwetenschappelijke verwijzingen in het heelal en dus in de … Tijd…
Ook mogen wij de Joodse overleveringen serieus nemen waarin verteld wordt dat bij het eten van de vrucht van Kennis van Goed en Kwaad één ster uit het heelal genomen werd wat drastische gevolgen had voor de tijd voor en na de zondeval. Deze overlevering spreekt de genoemde tijdsveranderingen van de Bijbel ín de Bijbel immers niet tegen! Volgens de overlevering werd er twee sterren uit het heelal weggenomen waardoor de Zondvloed plaats kon vinden. De overlevering vertelt ook dat bij bepaalde gebeurtenissen de wereld veranderde en dat ook de afstand tussen de Hemel en de aarde veranderde. Hierdoor veranderde ook de tijdsmaat. Deze discontinuïteit is ketters in de wereld van de astronomie waarin met denkt en men verwacht dat men wel redelijk op de hoogte is van de (huidige) tijd. Vandaar dat de Bijbel spreekt over verschillende werelden. Wij bedoelen niet een ándere wereld zoals een ander planeet. Alles speelde, speelt en zal op deze planeet afspelen. Andere wereld wordt bedoeld met een ándere realiteit, ándere situatie. Dus “andere werelden” zijn ándere situaties die afwijken van de realiteit waarin wij leven. In déze situatie, realiteit van 24 uur in 1 dag is het niet mogelijk dat er engelen rondwandelen, dat mensen met G-d wandelen. Denk nog eens terug aan de gebeurtenis van Jericho toen de zon stil stond. Daarna heeft niemand G-d meer ervaren zoals het volk in de woestijn G-d ervoer, waarin Hij direct Zelf handelde.
Verschillende tijden
Terug naar de overlevering. Dezelfde overlevering leert ons dat de werelden zó divers was ten op zichten van de huidige wereld dat het onmogelijk schijnt te zijn dat er in onze huidige tijd de Tempel en de bijbehorende dienst plaats kan hebben. Met andere woorden: er moet weer op astronomisch gebied iets schokkend gebeuren eer de herbouw en inwijding kan plaatsvinden. Immers de offers die er geëist worden zouden voor dieren een waar slachtpartij betekenen. Haast zinloos geweld ten opzichte van dieren voor onze zonden.
Vanuit dit oogpunt gelooft men wat de overlevering ons vertelt: het is de komst van een nieuwe wereld met een nieuwe koning, de Masjiach. Hierdoor zal de verhoudingen die wij onder andere in tijd uitdrukken weer veranderen. Offers zijn weer mogelijk en mensen zien alles in een ander perspectief.
Wanneer wij de jaren in Bijbel in de geest van deze tijd zouden bekijken en erkennen dat de wereld continue ontwikkelingen vertoont, dan kan men zich vastklampen aan de miljarden jaren dat deze schepping zou bestaan. Echter waar men gelijk in zou kunnen hebben is dat wanneer je inderdaad de gebeurtenissen vanaf de Schepping vertaalt in onze huidige tijd en gemoedstoestand dan kom je inderdaad tot de conclusie dat de geschiedenis van de wereld dat niet te meten is, dus ook niet in 5767/5768 jaar. Zodra de gedachte van continue ontwikkeling ons leven beheerst, dan worden tijd en ruimte een “rond en oneindig” begrip. Maar het feit is nu eenmaal dat de Bijbel zeer bewust géén continuïteit in tijd aan ons vertelt. Daarom kan er ook geen discussie ontstaan omtrent de tijdspannen die de geschiedenis beslaat, omdat wij deze benadert vanuit onze tijd en plaatsbesef. De Bijbel spreekt dus duidelijk van een discontinuïteit wat zo’n discussie tussen religie en wetenschap verklaart. Ondertussen stonden wij mensheid niet buiten deze discontinuïteit. De beelden uit diverse perioden kunnen niet met elkaar vergeleken worden.
Wanneer je ándere tijd als bijvoorbeeld voor de stilstand van de zon ten tijde van de inname van Jericho zou benaderen vanuit ónze huidige tijdsbesef, dan is het net alsof je bij een spiritistische seance bijwoont en geesten ziet verschijnen. Andere perioden van de geschiedenis zijn gewoonweg niet te “materialiseren” in deze tijd! Alleen de Bijbel is onze contactpunt tussen nu en toen. Echter de Bijbel zwijgt bewust over de lengte van de jaren van al die verschillende perioden of te wel verschillende “werelden”. In déze wereld, deze periode is geen plek voor vuur- en wolkenzuil van G-d waarmee Hij met Zijn Sjechina tussen het volk aanwezig was. In ogen van de wetenschap, de gevestigde orde anno 2007, de Exodus niet meer dan een “simpele” volksverhuizing van twaalf nomadenstammen met een oppersjeik aan het hoofd. In plaats de lengte van de jaren door te geven, vertelt de Bijbel wel hoe mensen zich uitdrukten in de desbetreffende tijd. Vandaar dat je de Bijbel niet als geschiedenisboek moet lezen waar morele zaken gebeurden die onze verstand te boven gaan, zij het positief, zij het negatief. Denk maar weer terug aan wat de overlevering ons vertelt over de offers van dien die in deze tijd c.q. wereld immoreel ten opzichten van onze dierbare dieren zou zijn. Daarom is het ook onmogelijk dit tot uitvoer te brengen, maar met de nieuwe wereld zal het wèl weer mogelijk zijn. Hoe? Dat blijft nú een verrassing!
Stel nu toch eens, wij zouden de Bijbel als geschiedenisboek zien.
Stel nu toch eens, wij zouden de Bijbelse jaren van de andere werelden omzetten of vertalen in onze huidige tijds- en plaatsbesef.
Stel nu toch eens, wij zouden de maten die de Bijbel noemt, omzetten in maten die wij heden ten dagen hanteren, is het dan gek dat men, die niet de moeite nemen de reden van de discrepantie uit te zoeken, de Bijbel niet serieus neemt?
Als we nu de tijd reeds als voorbeeld hebben genomen, nemen we de maten als voorbeeld.
We weten dat de tijd gemeten werd met de 4 dagen, 40 dagen, 40 jaar en 400 jaar. Zij zijn bepalend zoals de 5, 50 en 500 Olam Haba uitdrukken. Dit geldt ook voor de maten. 4 ellen is een bepaalde afstand, net als de tijd, dat wezenlijk in deze tijd niet zo maar benaderd kan worden. Let op: wanneer we de el ontbezonnen met onze maten vergelijken, dreigt het gevaar dat het er een onlogisch en een ongeloofwaardig verhaal gaat ontstaan. Immers een milligram van een stof of enkele procent stijging of daling van lichaamstemperatuur kan dodelijk zijn. Evenzo riskant is het wanneer mensen (theologen, Bijbelvertalers, etc.) de maten van de Bijbel op onze maten toepassen. Hoezo 4 dagen van 24 uur, 40 jaar van 365 dagen per jaar? Kana’an dat 400 parsa (of parasa. Een parsa zou 72 minuten lopen zijn) lang en 400 parsa breed was, zou door de mens, dat schijnbaar 10 parsa per dag kon lopen, in 6 weken te doorlopen zijn. Maar was dat dus dan ook echt 40×24 uur? En is volgens de overlevering niet zo dat 400 parsa eigenlijk het hoogste haalbare is? Beslaat Kana’an nu de hele wereld dat in 6 weken te doorkruisen is? Immers 400 parsa is zo ver als het maar kan, meer dan 400 parsa bestaat niet. En dan de buitenmuren van de Tempel dan die een hoogte en breedte hebben van 500 ellen. Deze 400 parsa van het land en 500 ellen van de Tempel maakt in onze maten ons wel erg moeilijk en daarom moeilijk voor te stellen. Beetje vreemd dat een heel volk van miljoenen mensen binnen een bepaalde plaats van 500 ellen zouden kunnen staan. Het zou erg krap zijn.
Je kan dus kiezen tussen hilariteit of… een diepe ingrijpende systematiek. En zonder één woord – historisch en symbolisch – te verloochenen, kiezen wij voor de laatste optie. De wereld werd toen op een andere wijze met andere maten gemeten. Kijk maar:
Tijdens de Zondvloed steeg het water tot 15 ellen boven de bergen. De bergen schijnen 15 ellen hoog te zijn, terwijl de Ark wel 30 ellen hoog was. Kies je voor de eerste optie hoe je de Bijbel kan benaderen, dan denk je aan een buitengewoon proportioneel verhaal van enkele holbewoners uit het stenentijdperk. Kies je voor de tweede optie, dan wéét je en gelóóf je dat er sprake is van een indrukwekkende systematiek. Ander voorbeeld is van Sjlomo hamelech – koning Salomo. Hij kon dieren verstaan en was koning over de hele wereld. Je kunt dit absurd vinden of je kan erkennen en bestuderen dat de Bijbel niet in het wezenlijke systematiek van onze tijd past, maar wèl wereld- en levensomvattend is!
Het doel van het leven is niet een welvaartsstaat, maar het leven zelf is een doel, de zin van het leven en de dood. Nu komen wij bij een belangrijke vraag: is de Bijbel een wegwijzer voor dit leven, een soort receptenboek, een boek dat ons helpt te strijden om ons bestaan met een blik in de toekomst op ‘een betere wereld’? Is het een boek dat is bedoeld voor ‘stille uren’, om ons troost te bieden wanneer we tegen onbegrijpelijke dingen aanlopen? Of hebben wij met de Bijbel met een boek van heel andere orde te maken? Is het misschien toch het Woord van G-d aan alle mensen over heel hun leven? Dat wil zeggen echt heel het leven, van waar de ziel van een unieke mens begon tot aan het hier en nu en het doel daarvan en het leven na de dood. Over de zin van alles. Het antwoord is ja, de Bijbel is het Woord van de Eeuwige met niet alleen mededelingen voor en over dit leven hier. De boodschap strekt zich uit van voor ons leven tot na ons leven hier op aarde, dus over de verschillende werelden.
De Bijbel gebruikt aardse beelden om hier uitdrukking aan te geven, van de wereld van Egypte naar die van de woestijn en verder naar die van het Beloofde Land en over wat er in al die stadia is (te verwachten). Zonder deze beelden zouden wij mensen überhaupt niks begrijpen van al deze zaken. Wij mensen hebben deze ‘aardse’ beelden nodig om enigszins grip te krijgen op de plannen die G-d heeft. Hij wil het ons als Vader vertellen, om ons voor schrik en ontzetting te besparen. Zie het als een zorgvuldig verpakt geschenk dat men niet aanneemt en zo in de kast legt, maar dat men juist graag uitpakt om er de vreugde van te ervaren. Die vreugde is er zowel voor de uitpakker (mens) als voor de gever (G-d). Steeds weer kan men zich verheugen wanneer men nieuwe aspecten ontdekt aan het geschenk en de gever verheugd zich hierover. Een aards geschenk geven wij alleen als voorbeeld, want de Bijbel zelf is uiteraard onuitputtelijk vol van wonderen en in die zin met niets te vergelijken. Helaas zien velen dit niet in en leggen het geschenk (Torah) aan de kant, men gelooft het wel, maar doet er niks mee. Een nogal onvriendelijke houding ten opzichte van de Gever. Vervolgens zit men met allerlei vragen en gaat men zelf maar aan de slag daar een oplossing voor te vinden. Men probeert het wiel opnieuw uit te vinden en gaat ondertussen voorbij aan de Blauwdruk, het Woord van G-d. Dat is een uiterst treurig gegeven!
De Bijbel is heel precies, bevat een systematiek die in feite niets te wensen overlaat. Zij is in die zin ook niet vatbaar voor velerlei uitleg in die zin dat men er maar op los kan interpreteren waar en wanneer het hem goeddunkt. Eveneens laat zij geen gegoochel toe dat is aangepast aan de menselijke wil. G-d verhoede het! Het verhaal van het leven heeft dezelfde precieze structuur als die we al tegenkwamen in het scheppingsverhaal van deze wereld. De Bijbel is op dat gebied waterdicht en geheel sluitend. Waarom zijn er dan toch al die vragen over het kwaad, over zwakte, over gedrochten, over pijn en verdriet over de dood? En dit ondanks geloof, gebed, goede daden, etc. Waarom staan er in de Bijbel uitzonderlijke leeftijden vermeld, staan er moeilijk te vatten verhalen over engelen, profeten, verschijningen van G-d, etc? Al deze menselijke vragen komen voort uit het feit dat wij mensen de Bijbel aanpassen aan ons denken en onze maatstaven. Als het aan de mens lag, zouden wij een ‘betere bijbel’ kunnen schrijven met allemaal logische en technische en wetenschappelijk onderbouwde zaken. Wij zouden de wereld beter kunnen maken. Maar uiteindelijk is het dus de Bijbel die spreekt over in onze ogen flink onnuttige zaken (o.a. dierenoffers) en over dingen die de natuur voortbrengt waar wij niet bij kunnen. Pas wanneer wij andere normen, werelden en levens betrekken in onze beschouwingen, komen wij achter dat er wel achter al die zaken een zin zit. Een van de belangrijkste invloeden op dit leven hier is de dood, die zeker is, maar waarvan wij verder eigenlijk maar weinig tot niks weten. Wij proberen de dood uit ons leven te bannen door ons intensief te richten op dit leven hier op deze aarde. Het is soms net een spel dat moet doen lijken alsof de dood niet bestaat en dat terwijl hij er wel is.
Men is de Bijbel op onbegrijpelijke wijze verkeerd gaan zien. Wij denken bijvoorbeeld aan de uitdrukking ‘G-dsvrees’ (Jier’at Sjamajiem/Hasjem) of aan ‘schrikwekkende’ daden van G-d. Het woord dat men vertaalt met ‘vrees’ is jier’a (jod-reesj-alef of 10-200-1), maar dit woord is in de kern (stam) hetzelfde als het woord voor ‘zien’. Zo is ook het tweede voorbeeld, het woord dat wordt vertaald met ‘schrikwekkend’, nor’a (noen-reesj-alef of 50-200-1), hiermee verbonden. De Bijbel bedoeld dus niet dat wij ons moeten onderwerpen aan beven voor een wispelturige, wraakgierige macht, maar het inboezemen van ontzag en het geïmponeerd worden door de grootheid, diepte en samenhang en het daarom komen tot grote eerbied en blijdschap voor de Eeuwige (Devariem 6:5 Je moet van de Eeuwige, je G-d, houden met heel je hart, heel je ziel en met alles waartoe je bij machte bent.). En alleen het leven van en uit de Bijbel geeft het uiteindelijke doel dat G-d met de mens heeft. Het opheffen van de scheiding tussen hemel en aarde, het grootste goed dat er bestaat. Het koninkrijk van G-d breekt hier op aarde al aan, de opheffing tussen hemel en aarde begint hier al, voor diegenen die het willen aannemen en van de Bijbel (hier wordt in dit geval de Torah mee bedoeld) willen leven.
De Bijbel is zoveel meer dan een moreel handboek of een boek waarmee men historische of geschiedkundige zaken kan en wil aantonen uit dit leven, de Bijbel, het Woord is het Leven. Maar bij alle mensen die de Bijbel oppervlakkig zien en als handig, etc. ontbreekt het aan ‘jir’a’, het willen ‘zien’ van G-d om door Hem geïmponeerd te worden. Ontzag voor de Eeuwige is het werkelijk willen zien van de Schepper, dus precies het tegenovergestelde van het ultra absurde wat zo velen die (zeggen te) geloven, doen: het aan de kant zetten van de Torah. In feite is dat de laatste stap die men maakt in het juist zichzelf slechtziend of zelfs blind maken voor G-d. Op die wijze degradeert men de Torah tot een koud, statisch wetboek en sluit men de enorme bron af. Dat is een uiterst treurige zaak!
Voor het leeuwendeel komt dit omdat men het te druk heeft met andere zaken, men wil G-d toch ten diepste niet volgen, al zegt men van wel. Men volgt leiders met hun dogma’s, mensen willen zelf imponeren, al was het maar zichzelf. Men zegt dat de theologen hebben geleerd en wel gelijk hebben en dat naar hen luisteren genoeg moet zijn. Men verschuilt zich achter een ogenschijnlijk onschuldig, kinderlijk geloof, maar in feite is men wel bezig met ontelbaar veel andere zaken, zoals politiek, schilderen, psychologie, biologie, zeilen, vakanties, etc, etc. Het is dus de mens zelf die zich zoveel geluk en zekerheid ontneemt, want G-d staat altijd klaar met de Boodschap die Hij geeft. Het zien daarvan is de kern: jir’at Hasjem (G-dsvrees), het willen zien van de Schepper in de dingen die Hij maakte en maakt en gaf en geeft en zal geven. Nooit zal men door atoomfysica, biologie of psychologie tot het wezenlijke geloof komen, maar ‘resjiet chochma jir’at Hasjem’ (“Het begin van wijsheid is ‘het zien’ van de Eeuwige”, Psalm/Tehilliem 111:10).
Vermeende tegenstrijdigheden van een briljante structuur
Nu gaan wij verder met de structuur van de tijdsrekening in de Bijbel. Om te beginnen zien wij dat de tijd vanaf de geboorte van Jitschak tot de uittocht uit Egypte 400 jaar bedraagt. Dit houdt in dat die tijd vanaf de geboorte van Avraham dus 500 (wij herinneren ons hier dat 500 staat voor een niet-aardse afstand, want zij is de 400 voorbij) jaar is. Avraham leefde dus 100 jaar totdat Jitschak werd geboren en vervolgens was het tot de uittocht nog 400 jaar. We zien hier de structuur terugkomen: 1-4. Wanneer wij de Bijbelse jaartallen optellen en verbinden met elkaar, ziet dat er zo uit:
Zondvloed-1656
Geboorte Avraham – 1948
Geboorte Jitschak – 2048
Geboorte Ja’akov – 2108
Ja’akov naar Egypte – 2238
Dood van Ja’kov – 2255
Dood van Joseef – 2309
Hiermee is het boek Beresjiet/Genesis ten einde. In Sjemot/Exodus staat vermeld dat het verblijf van het volk Israël 430 jaar duurde, terwijl aan Avraham was gezegd dat zijn nakomelingen 400 jaar verdrukt zouden worden in een vreemd land. Dit botst. Bestudering van het geslachtsregister van de voorouders (Sjemot/Exodus 6:14-27) van Mosje (die 80 jaar was bij de uittocht van het volk) laat zien dat men met gewone tijdsberekeningen in de knoop komt. Zou men bijvoorbeeld de onderdrukking willen laten beginnen op het moment dat Ja’akov naar Egypte gaat, dan komt men uit op 2638 (400 jaar) of 2668 (430 jaar). Maar de knechtschap laten beginnen tijdens het regeren van Joseef als koning is onzin, want hij werd tot zijn dood toe geëerd door iedereen. En na zijn dood dan? Hij ging dood in 2309, dus dan zou de onderdrukking hebben geduurd tot 2709 of 2739. En nogmaals, wanneer we het geslachtsregister van Mosje bekijken, zien wij uiteindelijk dat de uittocht (toen Mosje 80 was) in 2588 moeten zijn geweest en dat is wel heel vroeg! Volgens mensen die simplistisch kijken naar de Bijbel (als zijnde een boek door mensen geschreven zou zijn), is dit een van de vele bewijzen dat het absoluut niet het Woord van G-d is. Maar komen zij er zo makkelijk vanaf? Waarom zei G-d tegen Avraham dat Israël 400 jaar in verdrukking zou zijn en staat er in Sjemot/Exodus 12:40-41 dat het verblijf stipt 430 jaar lang was? Dit geeft dus aan dat wij die tijden anders moeten zien. Het laat zien dat de 400 inderdaad weer staat voor ‘het langst mogelijke’, het ‘uiterste’, in deze wereld. Maar die 430 staat er eveneens niet voor niets.
Het verblijf in Egypte wordt in lengte als ‘daalt neer’ beschreven. In het Hebreeuws is dit het woord ‘rdoe’ (reesj-dalet-waw, 200-4-6). De weg vanuit Kena’an naar Egypte is geografisch gezien een afdaling (naar het zuiden). Omgekeerd is het een ‘opstijgen’. De verhouding tussen Kena’an en Mitsrajiem (Egypte) is 1:2. Het gaan van een-heid (harmonie) naar twee-heid (onrust, chaos). Mietsrajiem spel je met mem-tsadee-resj-jod-mem (40-90-200-10-40). Het geeft een dubbelheid aan, dat kunnen we zien aan de uitgang ‘-ajiem’ (denk bijv. aan beide benen: raglajiem, of aan beide handen ‘jadajiem’, etc. In het geval van Egypte is dat dus Mietsrajiem, de dubbelheid van het woord ‘Mietsr’. Dat woord kent de stam ‘tsadee-resj’ en heeft zowel met vormen (denk maar aan het werkwoord ‘jatsar’ dat ‘creëren of vormen betekent) als met leed en onderdrukking (het werkwoord ‘tsar’ betekent ‘onder druk zetten’) te maken. Egypte, Mietsrajiem betekent dus ‘de vorm in tweeheid’, ‘de dubbele vorm’ of ‘het leed van de tweeheid’, ‘de onderdrukking in de tweeheid’. Mietsrajiem heeft de getalswaarde van 40-90-200-10-40, samen geteld is dat 380. Het woord Kena’an wordt geschreven 20-50-70-50 en is geteld 190. Het beloofde land is dus de helft van de twee-heid van Egypte en daarmee ‘één’ en daarmee orde en rust in het vooruitzicht. Het is nu wel onmogelijk om te beweren dat de Bijbel mensenwerk is. Dit Boek dat in Woord en verhaal zo structureel overeenstemt moet er dus al zijn geweest voordat dit alles werkelijk plaats zou vinden: de Torah is een blauwdruk voor de schepping van de wereld. Er is een parallel tussen het weggaan uit Kena’an en het als mens naar de aarde worden gestuurd. Van rust gaat de ziel in het lichaam naar de wereld waar twee-heid heerst, chaos. De ziel wordt als het ware in ballingschap gestuurd. Het eigenlijke wonen in het land dat op deze aarde het beeld is van die wezenlijk eenheid, Israël, heeft dan ook een bijzondere plaats in de Joodse overlevering, helemaal wanneer men een leven leidt dat steeds naar die eenheid streeft.
Voordat er in dat gebied, Kena’an, orde was, woonden er nog de Kena’anieten, een van de volkeren die verdreven moesten worden (omwille van de een-heid en orde). Die orde die er moest komen kon alleen komen met Mosje. Met de komst van Mosje was de G-dsnaam hier op aarde namelijk vervuld. Dit zagen we al eerder in deze studie, want naar de getalswaarde van de G-dsnaam 10-5-6-5 waren er ook 4 geslachten met evenzoveel namen en met Mosje kwam er een einde aan die reeks. Hij was het die het volk bracht tot aan de grens van het Beloofde Land en nu kon het in bezit nemen van het Land beginnen, nu G-ds Naam op aarde was vervuld.
In het overzichtje lezen we volgens Joodse tijdrekening de gebeurtenissen (geboorten, overlijden, etc). Daar staat dat Joseef stierf in 2309. Tellen we daar 400 jaar onderdrukking bij op (zoals dus tegen Avraham werd gezegd door Hasjem), dan wordt dat 2709 als jaar van de uittocht. Tellen we er 430 jaar onderdrukking bij op (zoals in Sjemot 12:40-41 staat vermeld) dan komen we op het jaar 2739 als jaar van de uittocht.
Het woord ‘rdoe’ wordt gebruikt in de Torah wanneer Ja’akov (in 2238) AFDAALT naar Egypte. In Ja’akov daalt dus in feite Israël af naar Egypte. Maar wanneer op dat moment de onderdrukking was begonnen, zou men dus tijdens het regeren van Joseef als koning onderdrukt worden. Dat is niet logisch. Vandaar dat het aannemelijker is dat de onderdrukking begon na de dood van Joseef. Maar zelfs dan, het komt er dus op neer dat ‘onze’ berekeningen tijdstippen (enigszins) kunnen benaderen, maar niet letterlijk kunnen bepalen.
Hoe kan die tegenstrijdigheden in de Bijbel staan? Zijn het wel überhaupt tegenstrijdigheden?
Neerdalen, rdoe, heeft dus een gematria van 200-4-6 wat samen 210 is. Dit is een tweeheid. De kinderen van Israël die met Ja’aqov meekwamen om in Egypte te wonen, duurde precies 210 jaren. Dat komt dus terug in het woord rdoe, neerdalen naar Egypte, dat als woord dus ook 210 vormt. Helemaal interessant en duidelijk wordt de wetenschap dat de tijd in Egypte met het woord rdoe wordt gemeten! Immers: men daalde naar Egypte in 2238 (van eenheid naar tweeheid: 1-2), maar steeg weer op in 2448: 2238:210=2448 (van tweeheid naar eenheid: 2-1). De overlevering bevestigt vervolgens dat het verblijf inderdaad 210 jaar duurde. Het voegt er aan toe dat de slavernij “slechts” 86 jaar duurde, dus zes jaar voor Mosjes geboorte, het jaar dat Miriam werd geboren. Nu wordt het nog helderder: 86 jaar slavernij staat tot 430! Dat is het getal dat de Bijbel noemde als het duur van hun verblijf in Egypte en niet de duur van de slavernij an sich! De resterende 344 jaar en de 86 jaar slavernij vormen samen weer het structuur van 1-4.
Wat zijn die resterende – de vier tegen de één slavernij – 344 jaren? Als de uittocht in 2448 plaatsvond, begon die 400 jaar waar alles om draait in 2048. Dat is het geboortejaar van Jitschak, de grootvader van Joseef. Wanneer men 430 jaar pakt, komen we uit in het jaar 2018. De overlevering leert ons dat Avraham in het jaar 2018 70 jaar was toen G-d hem vertelde dat zijn nakomelingen 400 jaar vreemdelingen zouden zijn in een land dat niet aan hen zou toebehoren. Ook wordt er verteld dat zij slaven zouden worden. In hetzelfde verhaal (Bereesjiet/Gen.15) lezen we dat Avraham de dieren voor het offer deelden, behalve de vogels. Dat offer laat iets bijzonders zien.
offerschema
We zien de eenheid in tweeheid, tweeheid in eenheid weer terug. G-d liet Avraham volgens deze constructie offeren. Waarbij zal ik wéten dat ik het beërf? Bama eda? Vers. 8. Kana’an is aan Avraham door G-d belooft. Het land was oorspronkelijk één, zal dus uiteindelijk aan de mens gegeven worden, de mens die net als Avraham de wereld met G-d één zal maken. Middels het offer liet G-d het aan Avraham zien. Vier dieren zijn gekozen:
duiven
koe
geit en
ram
Het vee werd gedeeld in tweeën, maar de vogels niet. De twee vogels zijn van hetzelfde soort, máár in een ander voorkomen. In het offerschema zien wij de ongedeelde één als begin dat opgevolgd wordt door de tweedelingen.
De éérste tweedeling, de koe, staat symbool voor Olam Atsiloeth. Deze deling is in onze wereld aanwezig is. Het is volgens de overlevering de tweeheid die G-d in Zijn wereld maakte die daarna vorm kreeg in de schepping. Olam Atsiloet is de kroon van G-d, de Kether.
Dan volgt de werelden van:
de drie eerste scheppingsdagen en die van de tweede drie scheppingsdagen
met de afsluiting de wereld van de Sjabbat.
Dan volgt opnieuw de Kether, de één, de Kroon van G-d. Middels deze schema legt G-d aan Avraham uit hoe de schepping en de wereld gemaakt is. Als de gier vervolgens een aanstalten doet vlees van het offer te jatten waarna Avraham hem verjaagt, zien wij dat de tijd van tweeheid een enge tijd is vol duisternis en aanvallen van buitenaf. Maar deze tweeheid, en dat is de belofte, zal weer uitlopen naar een eenheid. We kunnen het dus als volgt vertalen. Men gaat van Kana’an – een eenheid (de tortelduif) – naar Mitsrajiem – een tweeheid. Men wordt in Mitsrajiem aangevallen, maar dan zal het vierde geslacht weer terugkeren van Mitsrajiem naar Kana’an – tweeheid naar eenheid (de jonge duif). De wereld van de zevende dag mondt uit in een. De Sefiroth die in deze wereld van Atsioeth bevinden, zijn de getelde en vertelde G-ddelijke eigenschappen Chochmah en Binah: wijsheid en inzicht. Als je wijsheid en inzicht hebt, wéét je het. In de Sefirothstructuur kennen we nog een “halve” Serifah en die heet “Da’at”: kennis. Hij zit ook precies tussen Chochmah en Binah in.
Sefirothstructuur
De wortels van de slavernij in de 400 heeft haar wortels in de vier scheppingsdaden en de drie scheppingsdagen. Daar begint de tweeheid. Het geeft aan dat de gehele wereld in knechtschap zit dat uitmondt op verlossing als weg voor de nieuwe wereld in eenheid. Nu Avraham het begrijpt en weet, gaat de klok tikken. De 430 jaar vangt aan.
Het woord nefesh – lichamelijke ziel – heeft een gematria van 50-80-300=430. Zodra een kind geboren wordt weet de nefesh van dat mensje dat het in een slavernij terecht is gekomen. Vandaar het gehuil van de baby zodra het geboren wordt. De zonen van Israel, Bnej Jisrael, hebben tijdens de slavernij in Mitsrajiem de stad Raämses gebouwd. Je schrijft dat met een resh-ajin-mem-samech en samech. Samen vormt dat een gematria van 200-70-40-60-60=430. De reizen van Bnej Jisrael worden ook ‘étappes’ genoemd. Dit is beter dan wat de Choemasj van Dasberg weergeeft. In de Choemasj van Opperrabbijn Onderwijzer worden de reizen tochten genoemd. Elleh mas’ej, dit zijn de tochten. De vertaling “dit zijn de routes” volstaat niet, omdat een route niet weergeeft dat het van punt 1 naar punt 2 gaat en van 2 naar 3 enz. De “étappes” secuur is duidelijk omdat deze tochten te vergelijken zijn als de Tour de France met haar étappes. Men start bij punt 1 en rijdt vervolgens naar het volgende punt. Het volgende punt is de eindbestemming. De eerste étappe was van Raämses naar Sukkoth. We zagen al dat de gematria van Raämses 430. De gematria van Sukkoth is 480, omdat je het met samech (60), kaf (20) en tav (400) schrijft. De étappe heeft en afstand van 50. We leerden daarnaast dat de 50 (Olam Haba) voorbij de 49 is, de volle 7, en dat bij 50 de 8 begint. Het is daarom ook geen toeval wanneer Sjemot/Ex. 12:40 spreekt over dertig en vierhonderd jarig verblijf zodra Bnej Jisrael onder leiding van Mosje Mitsrajiem uitgaan. De uitgang vanuit Raämses (Sjemot 12:37) komt overeen met het lichamelijke nefesh. Beide staan zij voor knechtschap (slavernij van dit leven, slavernij in Egypte) en gevangenis (binnen het lichaam, binnen Mitsrajiem). Maar zowel Raämses en nefesh staan beide ook voor een groot lijden. Zowel in dit leven als toen ook in Mitsrajiem. Vanuit dit leven, maar ook vanuit Mitsrajiem komt bevrijding.
We leerden dat Avraham n.a.v. G-ds uitleg en toelichting, weet. Zodra Avraham wéét, dat zodra Jitschak geboren zou worden, dat de knechtschap cq slavernij van 400 jaar zou beginnen en dat die aan Avraham gedurende 30 jaar van het wachten op Jitschaks geboorte bekend was. Met Jitschaks geboorte begon de “tav”, 400. De laatste 86 jaar – resterende 344 jaar en de 86 jaar slavernij vormen samen zoals eerder gezegd het structuur van 1-4 – harde slavernij begint de uittocht. Dit ging mbv de tien plagen die tegenover de tien scheppingswoorden (wajjomer elohiem” … “en G-d zeide”…). Vervolgens mogen wij concluderen dat deze tien plagen ook tegenover de tien Woorden (geboden) staat waarmee G-d bij het openbaren van de Tora op Sinaj de structuur legde. Met de “tien” schept G-d van de “vier” het nieuwe, de bevrijding uit de twee-heid. Mitsrajiem wilde niet opgeven en weigerde de tweeheid los te laten en werd bedolven onder de tien plagen. Maar Bnej Jisrael in Goshen daarentegen, die wel de komende wereld van eenheid wilden aanvaren en deden wat G-d monde Mosje opdroeg, bleven buitenspel. Het mag geen toeval zijn dat tijdens de geboorte en leven van Mosje (80 jaar) aan het Egyptische hof het lijden van het volk het zwaarst was. De verlosser – voorafschaduwing van de Masjiach – wordt geboren en het lijden, dat tot dan nog reeds dragelijk was, werd haast ondragelijk. Bij de geboorte van Mosje gaf de farao opdracht alle pasgeboren joodse jongetjes te doden, want het volk werd te talrijk en daardoor te sterk. De Joodse overlevering vertelt dat de kindermoord op jongetjes pas bij de geboorte van Mosje inging, omdat men fluisterde dat de verlosser geboren zou worden. Wat een “toevalligheid” en vooral cynisme dat deze verlosser aan zijn hof groot gebracht en onderwezen wordt.
Is de 430 jaar en de 400 jaar dus tegenstrijdig?
Tijd vanaf de geboorte van Jitschak tot de uittocht uit Egypte bedraagt dus 400 jaar. De 1-4 structuur uit in de 400 zich in 80-320, welke de 4×80 de voorafgaande periode is.
Ook de 430 bezit, zoals we eerder zagen, de 1-4 structuur: nogmaals de resterende 344 jaar en de 86 jaar slavernij vormen samen weer het structuur van 1-4. Zes jaar vóór Mosjes geboorte begon het en was het draagbaar en 80 tijdens Mosjes leven en het was haast ondraagbaar, immers de verlosser leeft al verborgen onder hen.
Nee. De 400 en 430 vertellen hoe die slavernij in elkaar stak en zij beide de 1-4 structuur bevatten. Wanneer het een ingeslopen foutje geweest zou zijn – zoals vele boze tongen beweren – zou het allemaal onmogelijk in elkaar passen. Zowel Jistchak werd geboren als een vreemdeling en Ja’aqov was constant op de vlucht. Was het niet voor zijn oom Lavan, dan was het voor zijn broer Esaw. Zoals Jitschak nooit “thuis” was in het land dat aan Avraham is beloofd, zo werd Ja’aqov steeds opgejaagd.
Wonen en vreemdeling hebben in het Hebreeuws dezelfde stam: gimmel-reesj. De ene spreek je uit als ĝar en de andere als ĝer. De ĝer moet 400 jaar op deze manier wonen. De 400 (leven in tweeheid) vangt aan wanneer de nefesh (430) in de het lichaam ter wereld komt.
Nu begrijpen we dat we 400 en 430 jaar niet zomaar bij de 2238 als jaar dat Ja’aqov naar Mitsrajiem vertrekt mogen optellen! Door dit klakkeloos te doen en ook nog eens in “onze tijd” van een jaar is 365 dagen, dan houden we geen rekening mee dat de door ons eerder genoemde ‘rdoe’ (chaos) de rekening is wat wij gepresenteerd krijgen.
Avrahams geboorte tot de uittocht van Egypte is 500 (1948-2448). Jitschaks geboorte tot de uittocht van Egypte is 400. Hierin zit wederom de 1-4 structuur. In Bijbelse benadering werd de uittocht al bepaald bij de geboorten van deze twee aartsvaderen.
De Naam Hasjem
De naam van de Here (10-5-6-5) zien wij dus tot uitdrukking komen in de geslachten vanaf de schepping tot aan Sinaj. Het principe is dat de tweede 10 is gedeeld in twee vijven. Zij vormen het mannelijk en vrouwelijk deel in deze wereld. Zij zijn dus wel afkomstig uit hetzelfde geheel, maar staan toch in tegenstelling tot elkaar, zoals dus lichaam-ziel, leven-dood, goed-slecht, etc. Wat is nu het nut van die tweedeling? Dat is eenwording en die kwam zeker tot stand doordat zij de naam van de Here droeg. Op Sinaj bij de openbaring kwam die eenwording tot stand en werd de zin van alles duidelijk.
De naam van de Here is dus in getalswaarde 10-5-6-5 en het eerste deel ervan is J-h dat ook als afzonderlijke naam wordt gebruikt. Denk aan ‘Halleloe-jah’, looft de Here J-h is dus 10-5. Wanneer het 15e geslacht (dat is wanneer het deel 10-5 van de Naam is voltooid) er is, wordt de aarde verdeeld, letterlijk gespleten. Dat 15e geslacht is dan ook dat van Pelech dat verdelen of splijten betekent. Het tweede deel van de Naam vertoont affiniteit om zich te binden aan het ‘J-h’, dus het eerste deel van de Naam.
De tweede 5 zal zich moeten verbinden met die eerste 5, zodat de tweede 10 ook komt. Dan zal er die eenheid komen. Zolang echter nog alleen die 10-5, J-h er is, zolang zullen de dood en het leven apart staan van elkaar. Gedurende die tijd zal de wereld lijden onder die scheiding totdat de Eenheid van
G-ds Naam er wil zal zijn. Zou het kunnen dat wij hierover lezen in Zacharjah 14:9? Daar staat: “En de Here zal koning worden over de hele aarde. Dan zal de Here de enige G-d zijn en zijn naam de enige naam.” In het Hebreeuws staat er Bajom hahoe, jiehjeh Hasjem echad oesjemo echad. Dit laatste zegt dus dat Zijn Naam Eén zal zijn. Avraham en Jitschak ronden de verbinding af met de tweede vijf. Zij sluiten namelijk de groep van 6 geslachten af en de 6, in het Hebreeuws de letter waw, betekent ‘haak’. Deze haak verbindt dus symbolisch de eerste 5 aan de tweede 5. Ja’akov begint de tweede reeks van vijf geslachten en Mosje sluit deze af. Met Mosje komt dus de eenheid van de Naam in beeld, dan is de 10-5-6-5 rond. De Torah als geheel moet met het leven en de wereld worden verbonden. Ook die verbindingen heeft dezelfde structuur en ook zij doet de eenheid tot stand komen.
De Torah presenteert zich met al haar volheid en wonderbaarlijke pracht naar elke kant uitstrekkend om juist opgenomen en gebonden tot worden tot de mens, opdat deze er één mee wordt en hem niet beschouwd als maar een van de vele boeken.
De Torah is er om serieus genomen te worden in een bescheiden houding. Zij komt niet uit deze wereld, maar uit een andere wereld. De Torah is van een andere orde, van ‘gene zijde’, een G-ddelijk Wonder.
Als wij zelf de jaren uit de Bijbel optellen, komen wij erop uit dat de zondvloed kwam toen Noach 600 jaar oud was. Het was toen 1656 jaar na de schepping. Wij kunnen gerust deze tijden optellen, zolang we ze maar niet met onze eigen tijdrekeningen en jaren willen toetsen en natrekken. In de Bijbel zijn er dus 1656 jaar verstreken als de zondvloed komt. Het tweede deel van de Naam begint met de ‘ele toledot’ (‘dit zijn de geslachten’) van Sjem, de derde reeks van 4. Deze begint in Beresjiet/Genesis 11:10 en dat is dan twee jaar na de vloed. We zitten dan dus in het jaar 1658. De tweede ‘ele toledot’ geeft geen tijdrekening weer, maar een namenlijst van geslachten. Pas bij de derde ‘ele toledot’ hebben wij te maken met een tijdrekening die voortgaat op die uit de eerste geboorte geschiedenis. De voorgaande ‘ele toledot’ kan men als afgesloten beschouwen wanneer die derde begint. Daarmee is dan de naam J-h, 10-5 voltooid. Aan het einde van de Torah, in het begin van het verhaal over Jehosjoea en in het verhaal over de zondvloed zit een verbazingwekkende tijdsstructuur. De tijd waarop de eerste twee ‘geboorte-geschiedenissen’ zijn gebaseerd (dus waarin de 10-5 tot uiting komt), staat in een zeer bepaalde verhouding tot de tijd die daarna is beschreven in de Pentateuch. De tijd van die eerste twee maal ‘ele toledot’ omvat dus 1658 jaar en een aantal dagen en de tijd tot aan het einde van de Torah toe, bevat 829 dagen plus een aantal dagen. Dat is dus de helft van 1658. Zij staan dus tot elkaar in een 2:1 verhouding. Dit is dus de weg terug van tweeheid naar eenheid. Dit zagen wij eerder ook al terugkomen in de gang vanuit Mitsrajiem naar Kena’an, die in diezelfde verhouding tot elkaar staan. En ook in de schepping, welke bestond uit 2 (nl. 2×3 dagen): 1 (Sjabbat). De Sjabbat is de eenwording na die twee reeksen. De Torah lijkt ons te willen zeggen “daar waar het om gaat is deze ontwikkeling van ‘twee’ naar ‘een’. En deze ontwikkeling komt er toch. De wereld is er mee gemaakt, wees niet ongeduldig en probeer het niet op eigen wegen te bereiken.”
Hiermee zien wij dus duidelijk dat de stelling dat geslachtregisters in de Bijbel saai en droog zijn, de grootste onzin is. Wie immers deze diepe structuren en samenhangen ziet, weet dat de Eeuwige overal is! Er zit juist een wonderbaarlijk diepgang in die registers. Mensen die oppervlakkig lezen en bewust delen van de Bijbel overslaan, sluiten zichzelf buiten voor het ontvangen van Hemelse schatten en immense waarheden! Maar zelfs meer ‘aan de oppervlakte’ ligt al iets van deze structuur.
Het jaar van de zondvloed, dat precies op tweederde ligt van de hele tijdsduur binnen de Torah, ligt op een punt dat de 2:1 verhouding laat zien. Eerder zagen we dat de Sjabbat als 1 tegenover de 2(x3) staat. Deze 1 is een aardse 1 die wacht op hereniging met een 1 van de Hemel. In de Sefirot-structuur wordt dit uitgedrukt in de malchoet (de onderste Sefira) wacht op hereniging met de bovenste Sefira, de Kether (kroon). De benedenste 1 is dus eigenlijk een bereid worden van de mens beneden om één te worden met de oorsprong, met de 1 boven. Dit zien wij weerspiegeld in de letter Alef, welke bestaat uit tweemaal een letter ‘jod’ (getalswaarde 10 (de 1 op een niveau hoger) aan elkaar verbonden met een letter waw (de verbindende ‘haak’ met getalswaarde 6). Zij spiegelen aan elkaar net als beide Keroeviem (cherubs) op de Ark van het Verbond. In de Naam betekent dit dus dat de eerste 5 niet meer los staat van de tweede 5. Zij zijn verbonden en vormen de tweede 10. De beide tienen (bovenste en benedenste) zijn dus in harmonie. De hereniging van de twee 5-en is het een-worden van deze wereld, in alle tegenstellingen, tegendelen en tegenspraken. Als het Bijbelse Israël in Kena’an komt en bevrijd is van de tweeheid van Mitsrajiem, is het in eenheid, maar nog niet in complete eenheid. Daarvoor is de verbinding nodig met de eerste 1. Wij zagen al eens dat dit leidt tot de structuur 1-2-1, in het Hebreeuws gesproken Ab(b)a dat vader betekent. Er komt dus eenheid, bescherming en geborgenheid wanneer die verbinding met G-d (de eerste eenheid) er is.
Ook de Naam geeft dit weer in 10-5-6-5. Voor de schepping was de toestand ‘alef’, dus die twee spiegelende ‘jods’. De schepping zelf was het creëren van de tweemaal 5 (nl. uit een van de jods). Het einde van de schepping is het herenigen van die twee 5-en, waardoor de harmonie weer terugkeert ook bij die eerste ‘jod’ dus 10. Het spiegelbeeld daarvan is dan namelijk ook weer terug. Zij kwam terug uit de ballingschap waarin zij meeging bij het uiteengaan van de tweede ‘tien’ in twee 5-en.
Die ballingschap van de oorspronkelijke 1 die zich in tweeën deelt, zien we eveneens in het bezet zijn van Kena’an (van de aartsvaders) door de zeven volkeren. Het gaan vanuit Egypte en het bezetten van Kena’an betekent het einde van die zeven volkeren en daarmee het bereiken van de 1. Dat is wanneer de zevende dag voltooid is, de veertig dagen in de woestijn zijn voltooid en de achtste dag breekt aan waar dan het uitdrijven van de zeven volkeren is en de hereniging met de 1. Het is dus hier Kena’an-Egypte-Kena’an. Eenheid-tweeheid-eenheid, 1-2-1. Terug naar de oorsprong, naar de aartsvaders. Het patroon van de schepping laat zich dus ook hier zien.
In het plaatje zien we de aartsvaders, zij zijn in feite op een lijn met het begin van de schepping, met de 1 van G-d. Egypte (2-heid) staat dan symbool voor de veelheid die alleen de mens kan opheffen door zich te verbinden met G-d, de oorsprong. Tenslotte staat dan Jehosjoea dan symbool voor de 1 van de mens als einddoel van de schepping. De weg 2-1 is dus steeds pas voltooid wanneer daartegenover de 1-2 zichtbaar wordt, dus de oorsprong, G-d.
De tijdsstructuur en het verhaal in de Torah
De Torah als geheel geeft, in tijdsstructuur niet meer dan de 10-5, dus ‘J-h’, het eerste deel van de Naam. Er staat immers 1658 jaar tegenover 829 jaar, dus 2-1, zoals we dat eerder al konden zien. Dat is dus de structuur van de Naam ‘J-h’. Echter is er een subtiel onderscheid tussen de tijdsstructuur en het verhaal in de Torah. In het verhaal komt namelijk wel de 1 tot stand, getuige de structuur van de 26 geslachten waarmee in wezen alles dus al wordt vervuld en ook vervuld zal worden. Doordat in het wezen, in de kern alles al is vervuld, zal het ook verder zo lopen, dat is in wezen dus al bepaald. Echter zagen wij dus dat de tijdsstructuur 10-5 aangeeft, dus alleen het eerste deel. Het tweede deel is dus afhankelijk van de mens. Vandaar dat in het Jodendom de mens ook als het ware als G-ds ‘partner’ wordt gezien. De confrontatie van de mens met de Torah (10-5) kan dus leiden tot een kiezen voor eenheid (daarmee de Naam vervullen en heiligen, tot volledigheid in 10-5-6-5) of daar niet voor kiezen. Kiest de mens ervoor om zijn 5 met die andere 5 te verbinden en zo de Kena’aniet te verdrijven en de oorspronkelijke harmonie te herstellen of kiest hij daar niet voor? De Bijbel trekt aan en wil gelezen, geleerd en begrepen worden in dit leven van de mens. De mens moet zich ermee verbinden om harmonie te krijgen, deze te herstellen. Hier zijn wij dus dat de Bijbel ten diepste dus weer geen geschiedenisboek is. De Torah is de 1 aan het begin en wil verbonden worden met de 1 aan het einde, met de mens die in deze zevende dag wereld klaarstaat om de achtste dag binnen te gaan. Het is de sefira Kether die verbonden wil worden met de sefira Malchoet.
De vormen 2-1 en 10-5 drukken eigenlijk ook 1 ½ uit. Een hele tijd (1658) en een halve tijd (829). Deze krijgt de eenheid en rust wanneer zij zich verbindt met de ‘half’ aan het begin. Die andere ‘half’ drukt zich ook uit in de tijd dat het Bijbelse Israël in Kena’an is. Trekt men namelijk de 829 jaar op bij het moment van binnentreden in Kena’an (2488), dan komt men uit op het moment waarop het Rijk Jehoeda onderging en de verbanning naar Babel kwam en de tempel (‘aardse’ uitdrukking van een wereld van andere hoedanigheden) verwoest zou worden. Maar ook ziet men die ‘halvering’ terug wanneer men naar tijdsrekening de 829 stelt tegenover hetgeen komen gaat. De helft van die 829 namelijk 414/15, de tijd van de komst van Koning Dawied, de vervulling in de kern van de belofte aangaande de komst van de gezalfde koning wiens zoon (Sj’lomo) het vaste huis, het Beet HaMiekdasj (de tempel) zou bouwen.
De Bijbelse tijdrekening kent namelijk de volgende jaartallen:
1658 – begin van de derde ‘ele toledot’
2488 – einde van de tocht door de woestijn en intocht in Kena’an
2885-2925 – regering van Dawied
2928 – begin van de bouw van de Tempel
3319-3338 – de periode van wegvoering naar Babel, eindigend met de tempelverwoesting.
De ‘half’ tegenover de ‘hele’ komen wij dus steeds tegen als maat, steeds de ‘half’ als ‘een’ tegenover de ‘twee’ van ‘hele’. De ‘Aron HaKodesj’, de heilige Ark in de tabernakel is 1 ½ el hoog. Daar bovenop zitten de keroeviem (cherubs) op het verzoendeksel. Daar komt namelijk de verbinding tot stand met de ‘half’ van boven. Volgens de Bijbel verschijnt daar namelijk G-d. Dat is de zin van de Ark.
In de ark ligt het verhaal van de voltooide 10-5-6-5. Deze geeft dus de kern aan van alles dat volgens deze structuur zal gaan gebeuren in dit patroon. Daarom ligt in de ark ook het voltooide verhaal van de Torah. Die 1 ½ in de Torah wordt bepaald door de maat van de 1658, want daar begint de ‘ele toledot’ van Sjem die de verbinding tussen beide 5-en gaat brengen. Dat punt geeft de loop aan van ieder leven en ieder gebeuren dat namelijk staat voor tweeheid die opzoek gaat naar de eenheid.
Deze bijzondere structuur van de 10-5, van ‘J-h’ uit zich ook in de manier waarop de Sefer Torah (Torah-rol) werd geschreven. In de voorschriften voor het schrijven daarvan staat namelijk dat voor ieder geval een nieuwe kolom moet beginnen en deze regel heet ‘be-J-h-sjmo’, dat ‘met Zijn Naam J-h’ betekent. De eerste kolom begint sowieso al met een letter Bet (namelijk Beresjiet). Een volgende kolom begint met de Jod van ‘J-h’. De kolom daarna met de letter He van ‘J-h’ en vervolgens de volgende kolommen met respectievelijk een Sjien (sjmo), een Mem en een Waw. Zo wordt iedere rol dus gewaarmerkt met de naam J-h, 10-5 die met ons leven 6-5 moet worden verbonden om het leven zin te geven. De mens is namelijk gemaakt om het goede te ontvangen en te zoeken. Dat wordt echter door de veelheid aan zaken in de maatschappij moeilijk gemaakt. Sommigen zien zich daardoor zelfs als nietsnutten en als mensen die niks waardig zijn. Sommigen zoeken vastigheid in bijvoorbeeld drugs of andere zaken die een ‘schijn-eenheid’ voorstellen maar uiteindelijk tot vernietiging leiden. De echte en enige Eenheid is te vinden in de Bijbel, in Hasjem, de G-d van Israël. Daarom sluiten wij deze artikel af met “Sjema Jisra’eel, Hasjem Elokenoe, Hasjem ECHAD” (“Hoor Israël, de Eeuwige is onze G-d, de Eeuwige is Eén”).
Bron:
Bijbel als Schepping van professor F. Weinreb
Wikipedia: Jewish and Biblical Units of Measurement
©FAQ-online 2007