Sprookje Joodse kannibalisme nog steeds in leven (ingezonden door Staruch)
Geschreven door Pieter van der Horst
Het afscheidscollege van de Utrechtse judaïcus en hoogleraar Nieuwe Testament Pieter van der Horst heeft de titel ‘De mythe van het joodse kannibalisme’. Onder druk van rector Willem Hendrik Gispen heeft hij op vrijdag 16 juni alleen het eerste deel hiervan uitgesproken.
Hieronder volgt wat hij niet mocht zeggen:
Het motief van het joodse kannibalisme bleek een lang leven beschoren. In de christelijke Middeleeuwen duikt het in allerlei variaties overal weer op.1 Het middeleeuwse anti-joodse discours is anders dan het antieke pre-christelijke omdat het christendom als dominant motief dat van de godsmoord invoerde: de Joden hebben Jezus vermoord en zijn daarom een verdoemd volk. Maar alsof dat niet genoeg was, komt ook hier het joods kannibalisme weer tevoorschijn. En deze keer is het geen heidense Griek die het slachtoffer is maar een christen, erger nog: een christelijk kind. Op de achtergrond speelt hier het door vele christenen aangehangen geloof dat Joden een pact met de duivel hadden gesloten en erop uit waren de christenheid te vernietigen – geen wonder dat verhalen over door Joden bedreven gruwelpraktijken in circulatie werden gebracht en gretig aftrek vonden, een klassiek voorbeeld van diabolisering van een heel volk.2 Talrijk zijn de beschuldigingen dat Joden door vergiftiging, o.a. van waterbronnen, proberen zo veel mogelijk christenen uit te roeien. Wanneer dan ook in 1348 de Zwarte Dood in Europa toeslaat, een pestepidemie waardoor een groot deel van de Europese bevolking omkomt, is het duidelijk wie daarachter zitten; tienduizenden Joden worden her en der vermoord als schuldigen aan deze ramp. Maar niets heeft in de Middeleeuwen meer bijgedragen aan de bestendiging van een diepgewortelde intense jodenhaat dan de talrijke verhalen over rituele moord op christelijke kinderen door Joden.3 Deze horrorachtige beschuldigingen werden meestal door katholieke geestelijken in omloop gebracht en daarin werden willekeurige sterfgevallen en verdwijningen aangegrepen om de Joden ervan te betichten dat zij christenen hadden vermoord omdat ze hun bloed, en vaak ook hun ingewanden, nodig hadden voor hun duivelse rituelen. In latere versies heet het dan meestal dat hun bloed, hart en lever nodig waren voor het bereiden van matses en andere gerechten voor het Pesachmaal. Soms werd er nog bij verteld dat het kind werd vetgemest voorafgaand aan de dood door kruisiging! Zulke beschuldigingen liepen meestal uit op massale moordpartijen.
Deze mythe is onuitroeibaar gebleken. Niet alleen werd hij in de Nazitijd door Duitse fascisten als Julius Streicher in Der Stürmer volop uitgebuit,4 maar – zoals we zullen zien – ook in de 21ste eeuw is deze gruwelmythe nog springlevend en vindt hij gretig aftrek. Bij de tijd van het nationaalsocialisme (1933-1945) hoef ik niet langer stil te staan. Het is genoegzaam bekend dat in de nazi-propaganda de Joden als volk systematisch zozeer gedemoniseerd en gedehumaniseerd werden dat op den duur een meerderheid van de Duitsers, Oostenrijkers, Polen enz. de Joden als niets anders kon zien dan als smerig ongedierte dat verdelgd moest worden. De massamoordenaars in de concentratiekampen konden dan ook aan het einde van elke dag naar huis gaan met het goede gevoel de mensheid een grote dienst te hebben bewezen met het uitroeien van levensgevaarlijk ongedierte.
Wie zou verwachten dat na de Tweede Wereldoorlog dit giftige gedachtengoed wel zou zijn verdwenen, komt bedrogen uit. In 1946 vielen er in Polen tientallen joodse slachtoffers na beschuldigingen van ritueel kannibalisme. Nog geen tien jaar geleden werd deze beschuldiging opnieuw geuit in een Roemeense krant en op de Wit-Russische televisie.5 Zeer onlangs, in de winter van 2005/2006, had de Syrische staatstelevisie een uitzending over de Joden waarin rabbijnen als kannibalen werden afgeschilderd. Geen wonder als men bedenkt dat in 1983 de latere Syrische vicepremier en minister van defensie Mustafa Tlass een boek publiceerde (De matze van Zion) waarin de bloedmythe weer breed wordt uitgemeten, een boek waarmee hij een zeer groot publiek zou bereiken (20 jaar later staat het nog steeds op de bestsellerlijst en is in tal van talen vertaald).
Daarmee stuiten we op een groot en mondiaal probleem, nl. dat de islamitische wereld de fakkel van de redeloze jodenhaat van de nazi’s heeft overgenomen en met vuur en verve verder draagt. De islamisering van het Europese antisemitisme is een van de meest huiveringwekkende ontwikkelingen van de laatste decennia. In heel de islamitische wereld wordt al jarenlang dag in dag uit in kranten, weekbladen, schoolboeken, radio- en tv-uitzendingen, preken van imams, in lessen op school en aan de universiteiten een onvoorstelbare hoeveelheid anti-joodse propaganda van de ergste soort over honderden miljoenen hoofden uitgestrooid. Ook in talloze cartoons, die soms regelrecht zijn overgenomen uit de anti-joodse pers van de Nazitijd, wordt een beeld van het joodse volk gecreëerd dat in negativiteit zijn weerga niet kent. De theoloog Hans Jansen (niet onze arabist) heeft er een kleine 1500 verzameld uit alleen al de laatste vijf jaar. Alle Joden zijn daarin steevast bloeddorstige monsters, zo niet erger. Onlangs schreef de Israëlische mediawatcher Aryeh Stav dat wat er aan anti-joodse propaganda omgaat in de islamitische wereld in omvang en ernst die van de Nazi-tijd overtreft.6 Dat hij gelijk heeft kan iedereen zien die de moeite neemt eens een tijd te volgen wat er met name in Arabische media verschijnt (bijv. via de website van het Middle East Media Research Institute)7 of anders door het verbijsterende boek Van jodenhaat naar zelfmoordterrorisme van Hans Jansen te lezen en zijn cd-rom met bijna 1500 cartoons te bekijken.8 Daaruit blijkt zonneklaar dat in de islamitische wereld op zeer grote schaal een hysterische vorm van jodenhaat bestaat.
Ook de Jood als kannibaal ontbreekt in deze intensieve haatcampagne niet. In menige cartoon worden Joden afgebeeld die islamitische kinderen rauw verslinden, maar ook in boeken en tv-documentaires, op websites en in films, en zelfs in ‘wetenschappelijke’ publicaties duikt het motief veelvuldig op. Ook tal van andere zaken, waarvan de rest van de mensheid weet dat Joden er helemaal niets mee te maken hebben, worden hun in de schoenen geschoven: de Joden zitten achter de aanslag op de Twin Towers, achter de Deense cartoons, achter de aidsepidemie, achter de tsunami, achter de vogelgriep, achter de recente bomaanslag op de sjiitische gouden moskee in Samarra, etcetera. Als dan onweerlegbaar wordt aangetoond dat iets niet waar is, bijvoorbeeld doordat Osama bin Laden zelf zegt de aanslag op de Twin Towers te hebben gepleegd, zet dat maar weinigen aan tot denken, nee, men schakelt alle denkbare middelen in om met deze cognitieve dissonantie om te gaan en stelt vervolgens dat dus Osama bin Laden voor de Israëlische geheime dienst werkt. Niets helpt om deze groteske vijandbeelden te ontkrachten – immers, men wil niets anders geloven. En het trieste is dat het niet gaat om kleine groepjes radicalen maar om grote massa’s gewone islamitische gelovigen die gehersenspoeld zijn door hun leiders.
Het bontst maken het Iran, Syrië en de Palestijnse gebieden. Syrië heb ik al genoemd. Over Iran en zijn rabiate anti-joodse leiders die Israël met een atoombom van de kaart willen vegen, hoef ik weinig te zeggen. Dat regime, dat de Holocaust ontkent maar er wél graag zelf een wil veroorzaken, vormt de grootste bedreiging voor Israëls voortbestaan sinds 1948: het werkt onverbloemd aan een ‘Endlösung’. Maar in termen van ons thema – het propageren van jodenhaat – is de situatie minstens even erg bij de Palestijnen. Daar overtreft de grofheid van de anti-joodse hersenspoeling de bangste verwachtingen. In tal van Palestijnse schoolboeken wordt kinderen jaar in jaar uit geleerd dat het een heilige plicht is het joodse volk te vernietigen omdat Joden als Satanskinderen zich tegen God verzetten en tegen de mensheid en de islam complotteren.9 Ook hebben de Joden helemaal geen historische wortels in Palestina, zij zijn nieuwkomers vergeleken met de Palestijnen en moeten dus als een agressieve koloniale macht worden beschouwd die gericht is op de vernietiging van de islam en daarom zelf vernietigd moet worden. En al dat lesmateriaal wordt door Europa zwaar gesubsidieerd, dus ook met uw en mijn belastinggeld.
Een van de zeer treurig stemmende kanten van deze zaak is dat Palestijnse intellectuelen niets doen om deze leugens te ontmaskeren terwijl ze vrijwel zeker beter weten. Het is een primaire taak van de wetenschap om onwetendheid te verhelpen, onzin aan de kaak te stellen, vooroordelen te ontmaskeren en kritiek te leveren op wat niet door de beugel kan. Maar geen Palestijnse wetenschapper verheft zijn stem tegen deze giftige laster, integendeel, men doet er vaak juist een schepje bovenop. Ook in andere islamitische landen ziet men trouwens dat wetenschappers soms tot slippendragers van de geestelijke en politieke machthebbers zijn verworden.10 Velen zullen het mij kwalijk nemen dat ik de lijn van de Nazipropaganda doortrek naar de islamitische en met name de Palestijnse jodenhaat. Immers, zo denkt men, het ligt in het geval van de Palestijnen toch heel anders, het komt toch door de Israëlische bezetting van Palestijns gebied? Maar dat is aantoonbaar onjuist. Voorbijgaand aan het feit dat al in de 19de eeuw in islamitische landen in het Midden-Oosten een reeks beschuldigingen van joods ritueel kannibalisme uitliep op moord en doodslag, beperk ik mij tot het volgende. Al lang vóór de bezetting van Palestijnse gebieden, ja zelfs al lang vóór de oprichting van de staat Israël, nl. vanaf de jaren ’20 van de vorige eeuw, hadden de Palestijnen een leider genaamd Haj Amin al-Hoesseini, de islamitische grootmoefti van Jeruzalem, die vanaf de opkomst van Hitler in 1933 nauwe banden met deze Duitse dictator heeft gesmeed.11 Tijdens de oorlog heeft hij jarenlang in Berlijn vertoefd om Hitler te adviseren bij zijn plannen de Joden uit te moorden.12 Wie de protocollaire verslagen van de gesprekken tussen beide heren leest kan een huivering niet onderdrukken: hoe hartgrondig zijn zij het erover eens dat het ‘Weltjudentum’ én de democratie eens en voor goed moeten worden uitgeroeid.13 In 1944 bezoekt de Palestijnse leider samen met Eichmann het kamp Auschwitz en hij is zo enthousiast over de effectiviteit van deze moordfabriek dat hij plannen maakt ook zo’n vernietigingskamp bij Nabloes te bouwen om het land geheel ‘judenrein’ te maken. Na de oorlog betreurt hij dat het hem niet is gelukt dat te realiseren en in 1948, vlak voor de stichting van de staat Israël, roept hij de Palestijnen op om alle Joden te vermoorden en geen enkele krijgsgevangene in leven te laten. Door zijn grenzenloze jodenhaat wordt Al-Hoesseini tot ver over de grenzen van zijn land razend populair in de islamitische wereld. Het is deze islamofascist die door Yasser Arafat altijd is geprezen als ’the great hero of the Palestinian people’ en ook door de leiders van Hamas nog steeds als een lichtend voorbeeld wordt gezien. De opsteller van het handvest van Hamas, Achmed Yassin, die zichzelf als de belangrijkste opvolger van Al-Hoesseini zag, maakt in dat handvest duidelijk dat de strijd tegen de staat Israël slechts de eerste etappe is in een wereldwijde vernietigingsoorlog tegen de Joden door de Moslimbroederschap.14 In het Palestijnse verzet was er dus vanaf het begin een sterke islamofascistische onderstroom. Geen wonder dat Hamas na de machtsovername eerder dit jaar onmiddellijk nauwe banden met Iran heeft aangeknoopt; zij delen immers hetzelfde ideaal, een ‘Endlösung’. Geen wonder ook dat vlak na de Tweede Wereldoorlog duizenden Nazimisdadigers een veilig heenkomen vonden in Arabische landen. Op de ministeries in Cairo krioelde het toen van de SS-ers.15 Maar ook elders waren zij welkom, immers, vele islamitische heersers in het Midden-Oosten stonden zeer welgezind tegenover Hitler, en staan dat nog. Toen Hitler in 1935 de Neurenberger rassenwetten afkondigde, ontving hij uit de hele Arabisch-islamitische wereld tal van gelukwensen. De zeer hoge verkoopcijfers van Mein Kampf (al in de jaren ’30 in het Arabisch vertaald) tot op vandaag spreken boekdelen.
Als men ziet dat de islamitische jodenhaat door de intensieve propaganda dagelijks meer moslims beïnvloedt, kan men vermoeden dat er nog nooit eerder in de geschiedenis een zo groot aantal jodenhaters is geweest als nu. Dat is ook zichtbaar in het almaar toenemende aantal antisemitische voorvallen wereldwijd. In ons land beperkt het zich nog tot pesterijen en intimidatie van Joden; in Zweden wordt een website waarop een cartoon van Mohammed wordt getoond onmiddellijk door de overheid van het internet gehaald terwijl een islamitische website waarop wordt opgeroepen Joden te vermoorden van diezelfde overheid ongehinderd mag doorgaan; in Frankrijk zijn de eerste doden al gevallen; elders in Europa vinden aanslagen op synagogen plaats. Wereldwijd houden joodse gemeenschappen hun hart vast. Opnieuw leven Joden overal in ongerustheid en angst.
Lang geleden leerde Karl Popper ons nooit tolerant te zijn tegenover intoleranten, maar Europa is deze les vergeten en lijkt uit culturele zelfhaat te buigen voor de terreur van de straat; Europa is (alweer) te naïef om deze ‘clash of civilizations’ onder ogen te zien en (opnieuw) blind voor het sluipende gevaar van een nieuw fascisme.
Wat doet in deze situatie de wereld van wetenschap? Her en der worden vanuit universiteiten, vooral in Engeland, pogingen ondernomen om tot een boycot van Israëlische universiteiten te komen, niet van Palestijnse of andere Arabische terwijl juist daar de principes van de wetenschap vaak met voeten worden getreden, zoals ik zojuist liet zien. Wat doet de Universiteit Utrecht? Terwijl Eli Wiesel ons keer op keer heeft voorgehouden dat er maar één remedie tegen jodenhaat is en dat is informatie en nog eens informatie, waardoor onzinnige vertekeningen van de werkelijkheid gecorrigeerd kunnen worden, besluit de Theologische Faculteit alhier het onderwijs en onderzoek in het jodendom te marginaliseren. Terwijl er hier in de tweede helft van de twintigste eeuw nog een fulltime hoogleraar jodendom met een fulltime medewerker was, rest er nu nog slechts een parttime universitair docent die bovendien nog het grootste deel van zijn tijd les in het Nieuwe Testament moet geven i.p.v. in het jodendom omdat de plaats van de joodse studies in het curriculum verregaand is uitgekleed. Dit is een totaal onverantwoord beleid. Wel royaal aandacht geven aan de islam en tegelijkertijd het jodendom in onderwijs en onderzoek marginaliseren is het tegenovergestelde van wat nodig is. Juist de wetenschap heeft hier een extra zware verantwoordelijkheid. Als noch de kerk noch de wetenschap tegenwicht biedt aan het toenemende antisemitisme, wie doet het dan wel nu we ook van de politiek weinig heil kunnen verwachten? Ik stel dat een theologische faculteit die in dit beangstigende tijdsgewricht haar verantwoordelijkheid in de strijd tegen de jodenhaat in onderwijs en onderzoek niet erkent, haar bestaansrecht moreel gesproken op het spel zet. Ook denk ik dat bij benoeming van islamologen gelet moet worden op de signatuur, d.w.z. dat er niet iemand wordt benoemd van het politiek correcte soort islamologen waarvan Nederland er veel teveel heeft – de enkele goede niet te na gesproken zoals onze eigen Hans Jansen (nu wél de arabist) – maar een kritische islamoloog die de moed heeft ook de donkere kanten van de islam onder ogen te zien en studenten er weerbaar tegen te maken.
Velen, vooral leden van de politiek correcte linkse kerk, zullen mij van islamofobie beschuldigen. Dat ik daarvan niet wakker lig komt doordat het daar gebruikelijk is zich met dit handige etiket te onttrekken aan de plicht naar de feitelijke basis van mijn argumenten te kijken. Het is een vorm van denkluiheid waarmee men het debat onmiddellijk voor gesloten kan verklaren. Ik lijd niet aan islamofobie, daarvoor heb ik in contacten met moslims teveel bemoedigende ervaringen opgedaan. Maar we mogen onze ogen nooit sluiten voor zaken die we niet graag zien omdat ze niet passen in ons vaak door ideologische oogkleppen bepaalde wereldbeeld.
Dit is een ingekorte versie van het niet uitgesproken deel van het afscheidscollege van Pieter van der Horst. De volledige tekst van het hele college verschijnt volgende week bij uitgeverij Aspekt in de ‘CIDI-informatiereeks’; ISBN-5911-145-1, euro 9,95.
Noten
1. Zie hierover vooral J. Trachtenberg, The Devil and the Jews. The Medieval Conception of the Jew and Its Relation to Modern Anti-Semitism, Philadelphia 1983 (1943).
2. Zie M. Perry & F.M. Schweitzer, ‘The Diabolization of Jews’ in: Antisemitism: Myth and Hate from Antiquity to the Present, New York 2002, 73-117.
3. H.L. Strack, The Jew and Human Sacrifice, New York 1909; C. Roth, The Ritual Murder Libel and the Jews, London 1935; Perry & Schweitzer, ‘Ritual Murderers: Christian Blood and Jewish Matzos,’ in: Antisemitism 43-72.
4. Trachtenberg, Devil 243 noot 6.
5. Perry & Schweitzer, ‘Ritual Murderers: Christian Blood and Jewish Matzos,’ in: Antisemitism 69.
6. Zie het artikel ‘Arab Antisemitism in Cartoons’ van Hans Jansen op de cd-rom met de door hem verzamelde karikaturen. Zie ook Aryeh Stav, Peace: The Arabian Caricature of Anti-Semitic Imagery, Jerusalem 1999.
7. http://www.memri.org/
8. H. Jansen, Van jodenhaat naar zelfmoordterrorisme. Islamisering van het Europees antisemitisme in het Midden-Oosten, Heerenveen 2006.
9. Jansen, 2006, 426-543.
10. Het optimisme dat spreekt uit het WRR-rapport over de islam (april 2006) heeft dan ook nauwelijks enige basis.
11. J.B. Schlechtman, The Mufti and the Führer, London 1965; K. Gensicke, Der Mufti von Jerusalem Amin el-Husseini und die Nationalsozialisten, Frankfurt 1988.
12. A. Dershowitz, The Case for Israel, Hoboken 2003, 40-44.
13. Zie www.psych.upenn.edu/~fjgil/muftihitler.htm.
14. Jansen, 2006, 735-740.
15. Jansen, 2006, 139. Op p. 146 staat het volgende verbijsterende citaat uit de Egyptische staatscourant Al-Akhbar (20-4- 2001): ‘Wij moeten Hitler dankzeggen, gezegend zij zijn naam, omdat hij destijds eigenlijk al in naam van de Palestijnen in het Midden-Oosten wraak heeft genomen op de meest afschuwelijke criminelen die er op aarde rondlopen. Maar het was niet genoeg wat hij deed – hij had zich ook op de Joden in Israël en het Midden-Oosten moeten wreken, en dat betreuren wij zeer.’
14. Jansen, 2006, 735-740.
15. Jansen, 2006, 139. Op p. 146 staat het volgende verbijsterende citaat uit de Egyptische staatscourant Al-Akhbar (20-4- 2001): ‘Wij moeten Hitler dankzeggen, gezegend zij zijn naam, omdat hij destijds eigenlijk al in naam van de Palestijnen in het Midden-Oosten wraak heeft genomen op de meest afschuwelijke criminelen die er op aarde rondlopen. Maar het was niet genoeg wat hij deed – hij had zich ook op de Joden in Israël en het Midden-Oosten moeten wreken, en dat betreuren wij zeer.’
Afscheidscollege Van der Horst; De verboden tekst
Pieter van der Horst Bron: De Trouw 24-06-2006