Spreken en Lasjon Ha-Ra

Bron: Hoor Israël

Wanneer Joden, die geen mitswot houden, het erover hebben hoe moeilijk het wel is om zich aan de Joodse wetten te houden, bedoelen zij meestal dat zij het zo moeilijk vinden om Sjabbat of Kasjroet en dergelijke rituelen te houden. Maar de voorschriften die in werkelijkheid het moeilijkste zijn om na te komen, en die het meest overtreden worden, zelfs door orthodoxe Joden, zijn de wetten betreffende onbehoorlijk spreken. Dit is een zeer belangrijke Joodse wet, waar hele boekwerken over geschreven zijn.

De Kracht van Woorden
Het Jodendom is zich heel duidelijk bewust van de macht van de spraak en van woorden en de schade die daarmee kan worden aangericht. De rabbijnen merken op dat de wereld geschapen werd met woorden. Van de 43 zonden die er in de Al Chet, de bekentenis van de zonden op Jom Kippoer, gezegd worden, gaan er 11 over zonden ten gevolgen van praten. De Talmoed vertelt dat de tong een zo gevaarlijk instrument is, dat hij achter twee beschermende muren (de lippen en de tanden) verborgen moet blijven, zodat wij hem niet kunnen zien, om misbruik te voorkomen.

De schade die ontstaat door praten is erger dan de schade die ontstaat door stelen of oplichten, want dat zijn financiële schades, die te compenseren zijn, maar schade die door woorden is gemaakt, valt nimmer te repareren. Daarom zeggen sommige bronnen dat er geen vergiffenis bestaat voor lasjon ha-ra [kwaadspreken]. Een Chasidisch verhaal illustreert dit:

Een man vertelde eens in zijn dorp roddelverhalen over de plaatselijke rabbijn. Later realiseerde hij zich wat hij verkeerd gedaan had en hij kreeg spijt. Hij ging naar de rabbijn en vroeg om vergiffenis, en hij verklaarde dat hij bereid was om alles te doen om het weer goed te maken. „Neem een zak met graan”, sprak de Rabbijn, „en strooi dat uit in de wind, en kom over een week weer bij mij terug.” De man vond dat een vreemd antwoord, maar omdat het makkelijk was uit te voeren, deed hij dat. Na een week kwam hij terug bij de Rabbijn, om te vertellen wat hij gedaan had en om te vragen wat hij nu verder nog moest doen. „Ga nu al die graankorrels verzamelen,” zei de Rabbijn. „Maar hoe kan dat nou,” reageerde de man verbaasd, „die zaden zijn alle kanten op gewaaid en sommige zijn al in de grond terecht gekomen en hebben daar misschien al wortel geschoten.” „Precies,” zei de Rabbi, „zo is het ook met je geroddel. Al je woorden zijn verspreid in de wind en sommige hebben wortel geschoten, en die kun je net zo min ongedaan maken als je die graankorrels niet meer kunt verzamelen. De schade die je veroorzaakt hebt is niet meer te herstellen”

Spraak is als een afgeschoten pijl. Als hij eenmaal is losgelaten, keert hij nimmer meer terug. De schade die is aangericht door kwaadspreken, is onvoorspelbaar en onherstelbaar.

Roddel
Er zijn twee mitswot in Tora die gaan over onbehoorlijk spreken: „Je zult niet rondgaan onder je volk als een roddelaar” (Lev. 19:16), en „Je zult een ander geen kwaad doen” (Lev. 25:17), hetgeen traditioneel wordt opgevat als iemand kwaad doen, door over hem te praten.

Roddel is in feite alles wat we over iemand anders vertellen. Het Hebreeuwse woord voor roddel is rachiloet , dat is afgeleid van een woord (RaCHaL) dat leuren of venten betekent. Het idee daarachter is, dat een roddelaar vergelijkbaar is met een koopman. Zijn koopwaar is zijn roddelverhalen. Hij handelt in informatie, in plaats van in goederen. Wij leven in het „Informatie-tijdperk”, waar het product „informatie” dagelijks in de media ge- en misbruikt wordt. Maar we zien dat het niets nieuws is en dat het al in Tora genoemd wordt.

Men overtreedt deze mitswa als men over een ander persoon praat, zelfs al is het waar, zelfs al is het niet negatief, zelfs al is het niet geheim, zelfs al schaadt het niemand, zelfs al zou de persoon waarover het gaat, het misschien desgevraagd ook verteld hebben, dan nog is het roddel en verboden! Er wordt gezegd dat roddelen tot bloedvergieten kan komen. Daarom zijn de volgende woorden van Tora: „Je zult niet stil zijn als het bloed van je naaste vergoten wordt.” Het verhaal van Do’eg de Edomiet (I Samuel 21-22) is daar een duidelijk voorbeeld van. Do’eg zag dat Achimelech de Kohen Gadol aan David brood en een zwaard gaf, een volledig onschuldige handeling, die bedoeld was om een lid van Sjaoels hofhouding te helpen. Do’eg vertelde dat aan Sjaoel. Do’eg vertelde een volledig waar verhaal, niet negatief, geen geheim en Achimelech zou Sjaoel precies hetzelfde verteld hebben, wanneer hem daarnaar gevraagd zou worden (in feite deed hij dat ook later). Maar Sjaoel begreep uit dit verhaal dat Achimelech David steunde in zijn rebellie tegen Sja’oel en hij slachtte vervolgens alle kohaniem van Nob af.

Degene die luistert naar roddel is nog erger dan degene die het vertelt, want men kan met roddel geen kwaad doen als er niemand naar luistert. Daarom wordt er gezegd dat lasjon ha-ra drie mensen doodt, degene die het spreekt, degene die er naar luistert en degene over wie het gaat.

Volgens de Joodse wet wordt alles als geheim beschouwd, tenzij iemand expliciet zegt dat het geopenbaard mag worden. Daarom zul je kunnen opmerken dat in Tora G-d steeds tegen Mosjé zegt: „Spreek tegen de Israëlieten en zeg hen…”: Als G-d dat niet expliciet tegen Mosjé gezegd had, zou het Mosjé verboden zijn de woorden van G-d te herhalen. Er bestaat geen tijdslimiet op geheimen. De Talmoed vertelt van een Tora-student die een geheim na 22 jaar onthult, en die daarop onmiddellijk uit het leerhuis werd verbannen.

De ernstigste van deze roddelverhalen is lasjon ha-ra [letterlijk: de kwade tong]. Dit is iemand in diskrediet brengen door negatieve dingen over hem te vertellen, zelfs al zijn deze negatieve dingen waar. De Talmoed vergelijkt dit met de drie ernstigste misdaden die een mens kan begaan: moord, afgoderij en incest. Wanneer men voor de keuze staat om een van deze drie misdaden te begaan of om zijn eigen leven op te geven (de Hemel beware ons daarvoor), dat moet men zijn eigen leven daarvoor opofferen. De Talmoed zegt dat lasjon ha-ra even erg is als alle drie deze misdaden samen, want het kan een van de drie, of zelfs alledrie deze misdaden ten gevolge hebben.

Het is verboden om zelfs maar iets negatiefs over iemand te suggereren. Het is ook verboden om voor de grap iets negatiefs over iemand te zeggen. Het wordt ook als een „schaduw” van lasjon ha-ra beschouwd, als men iets positiefs over iemand vertelt, in aanwezigheid van zijn vijand (of iemand die een hekel aan hem heeft), want dat zal zijn vijand aansporen om iets negatiefs te antwoorden over die persoon, om je tegen te spreken. Daarom moet men ook geen positieve dingen over iemand vertellen, want toehoorders zijn altijd geneigd daar iets negatiefs tegenover te stellen. Men hoort nu eenmaal liever negatieve kritiek over iemand anders, dan iets positiefs.!

Iemand die lastertaal over iemand spreekt, spreekt motsei sjeem ra. Dat doet men als men valse negatieve verhalen over iemand vertelt. Dit wordt beschouwd als het laagste van het laagste.

Het wordt in het algemeen niet als een zonde beschouwd om iets te herhalen dat in het bijzijn van drie personen verteld werd door de betrokkene zelf. Want dan heeft hij het zelf reeds „openbaar” gemaakt. Maar dit geldt niet als in aanwezigheid van drie personen over iemand anders geroddeld wordt. Dan mag men het zeker niet verder vertellen. En ook als men het van de betrokkene zelf in aanwezigheid van drie personen gehoord heeft, moet men het niet verder vertellen, wanneer duidelijk is, dat het roddelverhaal daarmee verder verspreid wordt.

Wanneer is het toegestaan over iemand anders te praten?
Er zijn een paar omstandigheden die een uitzondering vormen, waarbij het niet alleen is toegestaan om iets negatiefs over een ander te vertellen, maar waar het zelfs gewenst of zelfs vereist is. Dit geldt in de eerste plaats voor een Joodse rechtbank (een Beit Din), want het is een mitswa om te getuigen en die mitswa schuift het verbod op lasjon ha-ra opzij. Dus men is voor een Beit Din verplicht dingen te onthullen over iemand, zelfs wanneer men die in strikt vertrouwen heeft gehoord, zelfs wanneer dat de persoon in kwestie zal schaden. Dit alles uitsluitend wanneer de rechters van het Beit Din daarom vragen.

Men is ook verplicht informatie te onthullen als men daarmee iemand kan beschermen tegen onmiddellijke en ernstige schade. Bijvoorbeeld, wanneer men hoort dat iemand van plan is een ander te vermoorden, dan is hij verplicht dat te melden. Hier schuift het gebod: „Je zult niet ijdel ter zijde blijven staan als het bloed van je naaste verspild wordt,” het verbod op lasjon ha-ra terzijde.

Onder bepaalde omstandigheden is het ook toegestaan negatieve informatie over iemand te onthullen, wanneer duidelijk is dat iemand anders met deze persoon een relatie zal aangaan, die hem schade zal veroorzaken en die met deze informatie kan worden voorkomen. Bijvoorbeeld mag men aan iemand vertellen dat een potentiële bedrijfspartner onbetrouwbaar is. Maar wanneer men hem van de relatie kan afhouden, zonder de negatieve informatie te onthullen, heeft dat de voorkeur.

Iemand met woorden schaden Leviticus 25:17 zegt: „Je zult iemand geen nadeel berokkenen.” Dit wordt traditioneel opgevat dat men iemand niet met woorden mag schaden. Het houdt tevens iedere uitlating in die beschamend, beledigend of denigrerend is voor iemand anders, of die iemand emotionele pijn veroorzaakt.

Hier volgen enkele veel voorkomende voorbeelden van gedrag dat door deze mitswa verboden is:

Je mag iemand niet bij een denigrerende bijnaam noemen, of hem een andere beschamende naam te geven, zelfs niet als hij daaraan gewend is.
Je mag iemand die niet geleerd heeft, niet naar zijn mening vragen over een geleerd onderwerp (want dat zou de aandacht vestigen op zijn ongeleerdheid).
Je mag een koopman (winkelier) niet naar de prijs van zijn handelswaar vragen, als je niet van plan bent daar iets van bij hem te kopen.
Je mag iemand niet voor assistentie naar een ander verwijzen, als je weet dat die ander niet kan helpen.
Je mag iemand niet misleiden, zelfs niet als daar geen schade mee veroorzaakt wordt; je mag bijvoorbeeld geen niet-kosjer vlees aan een niet-Jood verkopen, en hem vertellen dat het kosjer is, ook al veroorzaak je geen schade voor de niet-Jood met jou misleiding..
Je mag iemand geen beschadigde goederen verkopen, zonder hem te vertellen over die schade, zelfs niet als de prijs redelijk is voor deze beschadigde goederen.
Je mag iemand niet een geschenk aanbieden of voor een maaltijd uitnodigen, als je weet dat hij dat niet zal accepteren.
Je mag iemand geen ongemeend compliment geven.
Links voor verdere bestudering van de wetten van Lasjon Hara Project Genesis biedt een online cursus over de wetten van Ethics of Speech, gebaseerd op het boek Sefer Chafetz Chayim: http://torah.org/learning/halashon/

Bron (met toestemming): Hoor Israël