Recht van Overpad
Bron: Noahide Nations
Geschreven door Avraham ben Yaacov en vertaald door redactie.
De levende en de dode.
Als Sarah’s leven in deze wereld eindigt, maakt de Thora exacte berekening van haar jaren: “De leeftijd van Sarah was honderdzevenentwintig jaar: dat waren Sarah’s levensjaren”. (Gen. 23:1 Dasberg)
Als wij ons leven van moment tot moment, dag bij dag en jaar bij jaar dan zijn onze gedachten meer gefocust op het heden en de toekomst, terwijl het meeste van wat voorbij is gegaan wordt meestal vergeten. Maar in feite wordt iedere gedachte, woord en daad van elk moment geregistreerd en opgenomen in G’ds “boek”- Zijn eeuwige geheugen, welke zeker perfect is. De Thora maakt een zorgvuldige berekening van de jaren van Sarah’s leven om ons te leren dat wanneer de ziel het lichaam na de dood verlaat, dat alle dagen en jaren van een persoon bij elkaar worden opgeteld en in het hemelse gerechtshof worden beoordeeld in overeenstemming met G’ds volmaakte gerechtigheid. Dit is om een persoon een passende plaats te bepalen in het leven na het leven. “De rechtvaardigen van de volken van de wereld hebben een aandeel in de Komende Wereld” (Maimonides, Wetten van berouw 3:5). Een ieder moet zeker worden beoordeeld met als doel om zijn of haar rechtmatige deel te bereiken.
Terwijl de ziel van de overledene weggaat en moet worden beoordeeld door het hemelse gerecht, moeten de levende de laatste eer bewijzen aan de overledene door de dode een laatste rustplaats te geven. De Thora wijzen noemen de begeleiding van de doden op hun begrafenis “echte vriendelijkheid”, omdat het een daad is van volledige onbaatzuchtigheid, want de levenden krijgen niets terug van de overledene.
Deelname aan een begrafenis wordt gezien als een daad van vriendelijkheid, waarvoor degene die er aan deelnemen een belangrijke beloning krijgen in de Komende Wereld, terwijl zij de “vruchten” eten in deze wereld (Pe’ah 1:1). Onder dezen “vruchten” wordt bedoeld dat men een diepere nederigheid e wijsheid bereikt wanneer we oog in oog komen te staan met de existentiële waarheid van de vergankelijkheid van de mens op een begrafenis. De riten waarmee we een persoon begeleiden uit deze wereld naar de volgende is zowel in het voordeel van de levende als voor de doden.
Abraham markeerde de dood van zijn geliefde vrouw met loftuitingen en rouw. “Toen Sarah stierf in Kirjath-Arba, dat is in Hebron, in het land Kanaän, en Abraham kwam om Sarah te loven en haar te bewenen” (Genesis 23:2). Het terug roepen van de kleinste herinneringen van de overledene en de rouw om het verlies verhoogt onze waardering voor het leven en het belang van het gebruik van elk moment voor het mogelijk grootste goed.