Oorlog en vrede
Geschreven door Dayan mr. drs. R. Evers
Halachische vragen bij oorlogsrecht
Ik loop al een tijdje mee met het legerrabbinaat. Rond de eeuwwisseling in 2000 heeft
Europa zijn visie op de toekomst van defensie ontvouwd. Europa moet een bijdrage
leveren aan internationale inspanningen, die passen bij haar vermogen en ambities. Het blijft echter onduidelijk welke ambities de Europese politiek nu precies met de krijgsmacht heeft.
De kern van het nieuwe plan is dat de landmacht, marine en luchtmacht beter ingespeeld moeten raken op internationale crisisbeheersing. Wapens en militairen moeten op grotere afstand en sneller inzetbaar zijn. Nu veel van ons leger nog toegesneden lijkt op de oude dreiging vanuit het verdwenen Warschau-pact, bestaat nu de wens om internationaler en flexibeler te opereren.
Afschrikking versus positieve taken
Vroeger lag het accent op de bereidheid elkaar massaal te vernietigen. Daarom was het sleutelwoord ‘afschrikking’. Uiteraard bestond er telkens de hoop, dat men de wapens niet hoefde aan te spreken. Tegenwoordig hebben we het meer over positieve taken, zoals het handhaven van het internationale recht en het uitvoeren van vredesoperaties, die variëren van crisisbeheersingsoperaties via vredessteunende operaties naar gevechtsoperaties.
De laatste jaren is de internationale gemeenschap er redelijk in geslaagd om zijn tanden te laten zien. Voorbeelden hiervan zijn het Joegoslavië tribunaal en de oprichting van het internationaal strafhof. Er is duidelijk een tendens om ook daadwerkelijk op te treden bij grove schendingen van de internationale rechtsorde.
Brede maatschappelijke discussie
Aan de discussietafels in de jaren ‘70 vlogen haviken en duiven elkaar regelmatig in de haren over de vraag welke dreiging er uitging van het Warschaupact en de aard van de vernietigingswapens. In de naweeën van de Vietnam-oorlog ging het er hard aan toe. Voor- en tegenstanders van het leger raakten heftig slaags en soldaten werden nogal eens uitgemaakt voor ‘moordenaars’. Het nieuwe leger is zijn vijand kwijt en mist daardoor ook een doel. Helaas is de samenwerking tussen de bondgenoten nog niet zo goed, dat men vrijelijk volledige taken, zoals de complete marine- of luchmachttaak over wil laten aan een bevriende mogendheid. De ‘alliance by necessity’ is niet meer, omdat de voorbereidingen op de Koude Oorlog niet meer nodig zijn. Het is nu een ‘alliance by choice’, waarbij de nadruk is komen te liggen op artikel 2 van het NAVO-verdrag, dat opkomt voor democratische waarden.
Ook wanneer men besluit tot het versmallen van de defensietaak van een complete territoriale verdediging naar een snelle interventiemacht moeten er nog steeds keuzes worden gemaakt. Moeten wij ons beperken tot een bijdrage aan de mondiale strategie van de Verenigde Staten van Amerika of mogen wij ook aan een Europese defensie identiteit denken? Ook moet er gekozen worden voor de reikwijdte van de vredesoperaties. Zijn wij inderdaad bereid om – onder omstandigheden – de vrede desnoods langdurig met geweld af te dwingen of vinden wij deze prijs te hoog en doen wij alleen aan hit and run? Maar durven de bondgenoten alle consequenties wel aan? Uit Amerika is bekend, dat de grootste angst van de presidenten de aankomst van gevulde body bags was. Wanneer het volk op de televisie beelden van gesneuvelde soldaten ontwaart, is de publieke opinie snel veranderd.
Breed maatschappelijk draagvlak
In Europa bestaat een behoorlijk breed maatschappelijk draagvlak om mee te doen aan vredesoperaties. Dit geldt temeer, als wij kunnen volhouden, dat hierdoor de mensenrechten beschermd worden.
Duidelijk is ook, dat velen vinden, dat de hokjesgeest verlaten moet worden. De moderne krijgsmacht mag geen geïsoleerde organisatie zijn maar moet deel uitmaken van een internationale gemeenschap en in dat verband samenwerken met de diensten van andere mogendheden.
Toch is de algemene verdedigingstaak in een klassiek conflict ook tegenwoordig nog niet geheel overbodig geworden. Met name de toegenomen raketcapaciteit vanuit onbetrouwbare regimes, die soms een bereik heeft van 6000 kilometer, baart vele regeringen grote zorgen. Maar ook hier geldt, dat voor militaire stabiliteit internationale samenwerking noodzakelijk is.
Moreel analfabetisme
Prof. Dr. Fred van Iersel, hoogleraar geestelijke verzorging, signaleert een behoorlijk tekort in de morele opvoeding van onze huidige militairen. Hij geeft cursussen militaire ethiek, die peacekeepers nodig hebben om stabiliteit en orde te brengen in brandhaarden. De opmars van de ethiek in de krijgsmacht is belangrijk in confrontaties op het slagveld maar is tevens van belang in de politieke discussies. Het is vaak kiezen tussen eigen behoud of het uitvoeren van je opdracht. Het aanspreken van de ijzeren voorraad van medicijnen om gewonde burgers te helpen is zo een ethische afweging. Tegenover het thuisfront is ethische uitleg onontbeerlijk voor het behoud van de psychische integriteit.
Ook in de politiek is ethische waardering belangrijk. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het toetsingskader voor vredesoperaties en de evaluatie daarvan door parlementaire commissies. Wanneer vredesmilitairen optreden, hebben ze een mandaat vanuit politieke kring nodig. Helaas blijkt vaak achteraf, dat Parlementsleden of leden van de regering zich distantiëren van het optreden van de ‘eigen jongens’. Een typisch voorbeeld was het debat over de acties van Dutchbat in Srebrenica. Een militair kan hieruit opmaken, dat hij zich niet altijd kan verstoppen achter zijn politieke mandaat.
In eerste instantie moet hij zelf ethisch kunnen rechtvaardigen, dat hij geweld gaat gebruiken om de vrede te handhaven. De offerbereidheid van de Europese burger neemt steeds meer af als gevolg van de secularisatie. Dit geldt zeker wanneer men geconfronteerd wordt met de praktijk. Zodra een familielid naar crisisgebieden wordt gestuurd, neemt de steun aan vredesoperaties af.
Moraal en slagkracht
De aandacht voor de militaire ethiek hoeft niet ten koste te gaan van de slagkracht
van het leger. Vooral bij de voorbereiding van militaire acties moet de ethiek als
leidraad dienen. Tijdens uitzendingen worden hoge eisen gesteld aan de militairen en
worden zij veelvuldig geconfronteerd met ethische dilemma’s. Een nadrukkelijke en zorgvuldige voorbereiding hierop is van groot belang. Dit is mensenwerk. Er bestaat geen absoluut ethisch criterium, dat je met een druk op de knop operationeel kunt maken. Veel is afhankelijk van de praktijk, de omstandigheden en de eigen morele opvoeding van de soldaat. Een ethische dilemmatraining is op dit moment belangrijk omdat er in Europa nogal wat levensbeschouwelijke onverschilligheid leeft en velen maar zeer gebrekkig hun normen en waarden kunnen formuleren. In een ethische dilemmatraining krijgt de moderne soldaat eerst de kernwaarden en morele deugden onder ogen, die voor de praktijk als richtlijnen kunnen dienen. Door praktijkvoorbeelden leren de cursisten intensief discussiëren over voorvallen in het dagelijkse militaire leven in crisisgebieden. Hoofdregel blijft, dat iedere militair zijn eigen morele keuzes moet maken.
In de afgelopen jaren heb ik regelmatig `oorlogs’-debatten in de verschillende Parlementen gevolgd. Ik sprak daarbij liberale politici, die mij duidelijk maakten dat synagoge of kerk zich moeten onthouden van politieke uitspraken, maar veeleer moeten inspireren. Ik zat onder andere bij het Kosovo-debat. Wanneer wij het hebben over de Balkan als peilstok van een weerbaar Europa, schiet mij altijd de klassieke vraag te binnen: “Waar was G’d in Auschwitz?”. Mijn aangetrouwde oom, Opperrabbijn A. Schuster van Amsterdam z.l., stelde dan altijd de wedervraag: “Waar was de mens in Auschwitz?”. Religie is de ultieme vorm van onzekerheid. G’d is de enige werkelijke realiteit, terwijl wij slechts pionnen zijn in “Tsiwot Hasjeem – G’ds leger”. Helaas is in de geschiedenis bijzonder veel misbruik gemaakt van de religie als grond of oorzaak voor vele twisten. Vandaar dat ik onderstaande met enige schroom schrijf.
Het is de mensheid ook na de Tweede Wereldoorlog niet gelukt om een wereldomvattende vrede en veiligheid zeker te stellen. De aanwezigheid van V.N.-soldaten in vele gebieden van de wereld heeft echter wel in een aantal gevallen kunnen voorkomen dat kleinere conflicten uitgroeiden tot grote oorlogen. Het werkterrein van de peacekeepers houdt de gemoederen van velen bezig.
Tora en Balkan
Voor Nederlanders waren Kosovo en Sebrenica de jongste en grootste oorlogstraumas. Toen ben ik gaan nadenken. Laten we de Balkan-dilemma’s als voorbeeld nemen.
Wat houdt een Tora visie op de gebeurtenissen van de laatste jaren in de Balkan nu precies in? De Tora gaat er van uit dat een maatschappij zonder rechtssysteem geen lang leven beschoren is. Het voorschrift om een systeem van recht en rechtvaardigheid in te voeren geldt voor iedere samenleving, ongeacht de gezindte. De vestiging van een rechtsorde vormt één van de Noachidische geboden, die tot de gehele mensheid gericht zijn. De Tora werd aan een geheel volk gegeven en niet aan individuen. Het hoofddoel van de Tora is in eerste instantie niet het individuele zieleheil maar is veeleer gericht op het inrichten van een rechtvaardige samenleving. Alle aspecten en instanties van een Tora samenleving moeten doordrongen zijn van een geest van liefdevolle rechtvaardigheid. De Joodse wet schrijft eigenlijk voor dat, indien men in een onrechtvaardige en corrupte maatschappij leeft en er geen uitzicht op is, dat deze samenleving in de goede richting beïnvloed kan worden, men zo spoedig mogelijk de geboortegrond moet verlaten om een gemeenschap te vinden, die de idealen van de Tora dichter benadert.
Rechtvaardigheid centraal
De continuïteit van de wereldgemeenschap is gebaseerd op rechtvaardigheid. De Joodse Wijzen zeiden eens: “Hij, die rechtvaardig rechtspreekt, heet G’ds partner in de Schepping”. Een zachte aanpak van de misdaad is misdadig tegenover de rechtvaardigen. De Tora van liefde is tevens de Tora van gerechtigheid. Zo moet het ook zijn. In een maatschappij, waar onrecht getolereerd wordt, kan liefde niet bloeien. De Tora leert, dat een zachte aanpak, die misdaad bevordert, niet juist is en dat een harde aanpak van misdaad niet a priori slecht is. De Joodse Wijzen stelden, dat “Hij die goed is voor wreedaardige mensen uiteindelijk wreed is voor de zachtmoedigen”. Dwang is soms noodzakelijk om crimineel gedrag een halt toe te roepen. In onze ‘permissive society’ blijft dit overigens een groot probleem.
Vrede staat hoog genoteerd in de Tora waardenhiërarchie maar onder omstandigheden is geweld een deugd. Dit geeft een verwarrend beeld. Ondanks de grote nadruk op vrede, spreken de oude Joodse geschriften klare taal: “Wanneer iemand er op uit is U te doden, wees hem dan voor en dood hem eerst”.
Wel leert de Tora alleen wreedheid en slecht gedrag te haten maar niet de persoon. Ook onze vijanden zijn mensen. De Tora leert te vergeven en te vergeten. Religie verdraagt zich niet met langdurige haatgevoelens. Maar dit laat het recht op zelfverdediging onverlet. Tevens bestaat er een Tora plicht om het leven of de bezittingen van derden te redden, hetgeen ons direct confronteert met de gewetensconflicten van veel peacekeepers in brandhaarden.
Een soldaat bevindt zich soms in een klemsituatie, met name als hij lid is van een vredesmacht. Het gebod (Leviticus 19:16): “Gij zult niet werkeloos toezien bij het bloed van uw naaste” werd als een actieplicht opgevat. Wanneer iemand in levensgevaar verkeert, moet alles gedaan worden om hem te redden ook indien dit betekent dat zijn belager gedood moet worden. Indien men in de gelegenheid is om iemand te redden en dit nalaat, wordt deze omissie gelijkgesteld met bloedvergieten.
Wanneer nu de instructies van een soldaat uit de vredesmacht luiden “houd U afzijdig” en de Tora in een concreet geval levensreddend optreden zou voorschrijven, moet G’ds woord prevaleren.
De enige uitzondering hierop ligt wellicht in het overkoepelend belang van de
geloofwaardigheid en neutraliteit van vredesmachten. Zouden zij de zwakste partij in ieder conflict telkens steunen dan zou hun rol en functie op de langere termijn snel ondergraven worden. Alleen hierin ligt enige rechtvaardiging voor het vaak passieve optreden van vredesmachten. Vanuit humanitair perspectief bekeken is neutraliteit niet altijd onverschilligheid.
Overkoepelend belang van neutraliteit
Ted van Baarda schrijft in “Werelden apart” (SDU uitgevers, Den Haag 1997, pag. 100 e.v.) hierover het volgende: “Het is evenmin een poging de strijdmethoden door de vingers te zien. Integendeel, het enkele feit dat de peacekeepers en hulpverleners er zíjn, geeft aan dat er genoeg landen te vinden zijn waar men walgt van het bloedvergieten. Het is een niet mis te verstaan signaal dat er een einde moet komen aan de strijd. Neutraliteit kan worden gebruikt om het zwart-wit-denken te doorbreken, het vriend- of-vijand-schema te verzachten, om bruggen te slaan over de psychische kloof die de partijen scheidt. Peacekeepers en hulpverleners doen dat ieder op hun eigen manier. Hulpverleners zullen onvermoeibaar de gewonden verplegen en vaccineren. Zonder aanzien des persoons. Peacekeepers pendelen voortdurend heen en weer tussen de militaire hoofdkwartieren van de strijdende partijen om een staakt-het-vuren te realiseren. Neutraliteit is – wanneer het zó verstaan wordt tenminste – geen zouteloze reactie; geen tweede ‘München’. Het is een actief middel om het vriend-of-vijand-denken te doorbreken en zodoende de kansen op vrede te bevorderen. Uiteraard brengt zo’n houding forse risico’s met zich mee, want álle strijdende partijen zijn er op uit om de neutrale derde in hun kamp binnen te halen.”
Alleen ingrijpen in geval van zelfverdediging?
Bij vredesmissies luidde de vraag of peacekeepers alleen mogen ingrijpen in het geval van zelfverdediging of ook wanneer zij als militairen getuige zijn van mishandeling, verkrachting of moord. Peacekeepers verkeren in een klemsituatie. Toch luidt het gebod (Leviticus 19:16): “Gij zult niet werkeloos toezien bij het bloed van uw naaste”. Wanneer iemand in levensgevaar verkeert, moet alles gedaan worden om hem te redden. Nalatigheid hierbij wordt gelijkgesteld met bloedvergieten.
Wat hadden de vredesmilitairen in Bosnië en Kosovo nu moeten doen? Wanneer de soldaten te horen krijgen ‘bemoei je niet met het conflict’ en de Tora levensreddend optreden noodzakelijk acht, dan moet de Tora opdracht prevaleren.Voor Kosovo geldt – naast het leven en zelfbehoud van de vredessoldaten zelf – dat het lijfsbehoud van de bedreigde minderheden voorgaat boven financiële overwegingen van de V.N. Hoeveel vredesmilitairen zou het kosten om de strijdende partijen gewoon fysiek en geweldloos uit elkaar te houden: 75.000 man. Kunnen wij als lidstaten niet zoveel aardse middelen opbrengen om die grote menselijk tragedie eenvoudigweg onmogelijk te maken?
De slechte vooruitzichten van invaliden
Een andere vraag luidde wat er moet gebeuren met invaliden. Normaal is het zo dat zij geholpen worden in de plaatselijke militaire hospitalen; wanneer men hersteld is mag men niet langer in het kamp verblijven, maar moet men terug naar de plaats van oorsprong. Vaak is het zo dat mensen die invalide worden teruggestuurd, worden afgemaakt omdat de bevolking niet kan zorgen voor invaliden. Wat zou de Tora in dit geval voorschrijven?
In de geest van Leviticus 19:16: “Gij zult niet werkeloos toezien bij het bloed van uw naaste” ziet het ernaar uit dat deze mensen tot in lengte van dagen in het peacekeepers kamp moeten blijven. De kosten hiervan moeten worden gedragen door de internationale gemeenschap, omdat er kennelijk zekerheid bestaat dat invaliden de terugreis niet zullen overleven.
IJzeren voorraad en roadblocks
Bekend is dat vredesmilitairen een ijzeren voorraad aanhouden. De vraag is of deze mag worden aangesproken ten behoeve van acute hulpverlening. Het antwoord van de Tora is duidelijk ja. Het aanhouden van een ijzeren voorraad is een bijzonder verstandige zaak maar legt toch het loodje tegenover acute nood van de bevolking. Alleen wanneer daardoor de vredesmissie onmogelijk wordt, zou er wellicht een hoger belang gediend zijn door het niet aanspreken van de ijzeren voorraad. Hetzelfde geldt voor de volgende vraag. Wat zou men moeten doen volgens Tora inzicht indien men wordt gedwongen hulpgoederen bij roadblocks af te geven aan milities. Slechts een klein deel van de hulpgoederen belandt bij de plaatselijke burgerbevolking. Doordat hulpgoederen worden afgegeven aan strijdende partijen wordt het conflict in stand gehouden. Vredesmilitairen, die hulpgoederen afgevenwerken hieraan mee.
Naar mijn bescheiden mening is het Tora antwoord dat wanneer hiermee levens worden gered, men het belang van de plaatselijke burgerbevolking moet laten prevaleren, hoewel er een mogelijkheid is dat het conflict in stand wordt gehouden. De zekerheid van levensredding bij een aantal burgers is belangrijker dan het indirect en onbedoeld meewerken aan het voortzetten van de strijd met behulp van deze goederen.
©Dayan mr. Drs. R. Evers 2012