Kracht van het vergeten verandert dodenherdenking
Geschreven door Rabbijn Lody B. van de Kamp
Bron: RD.nl
Door de tand des tijds gaan we onvermijdelijk anders aankijken tegen dodenherdenking, stelt rabbijn Lody B. van de Kamp. Binnen de samenleving moet er ruimte zijn voor verschillende invullingen van herdenken.
Mijn zusje en ik lopen aan de hand van vader naar de synagoge. We komen een groep Duitsers tegen die op hun vrije dag de grens oversteken om op de zaterdagmarkt in Enschede boodschappen te doen. Een enkele van hen zit in een rolstoel, een ander loopt op krukken. „Dat zullen wel soldaten zijn geweest in de oorlog”, vertelt vader. Half mompelend wenst hij hun een bekende Hebreeuwse tekst toe: „Kol jemei chajecho, alle dagen van je leven”!
Bijna zestig jaar later. We zitten in een stationsrestauratie. De man tegenover mij vertelt over zijn vader. Hoe deze zijn taak als Weermachtsoldaat verrichte. Hij vertelt dat zijn vader op plaatsen moet zijn geweest waar een getto was en een concentratiekamp. En hij vertelt mij hoe vader ten slotte gesneuveld is aan het oostfront. Ik vertel de man over mijn vader, tweeënhalf jaar in Auschwitz. Ik vertel over mijn moeder, wier ouders, broer, ooms en tantes daar dicht bij dat oostfront zijn vermoord. Het wordt drukker in de stationsrestauratie. Aan de tafeltjes wordt veel en luidruchtig gepraat. Wij spreken, wij delen, wij zwijgen.
Tussen de ontmoeting met de zoon van de Weermachtsoldaat van nu en de ontmoeting met de Duitse oorlogsinvalide toen ligt meer dan een halve eeuw. Wat toen onmogelijk werd gevonden, wordt langzamerhand wel mogelijk. Toen waren Duitsers moffen. Nu zijn Duitsers Duitsers en zijn het de nazi’s die de moffen waren.
Razzia in Putten
Over de pogingen van het 4 Mei Comité in de Gelderse gemeente Bronckhorst om het mogelijk te maken om ook respect te tonen voor de in Vorden begraven Duitse Weermachtsoldaten is al heel veel gezegd en geschreven. Eén ding is mijns inziens onderbelicht gebleven. Dat is de tol die het verloop van de geschiedenis eist, de tol van de vergetelheid. Een tol die iedereen treft.
De eerste keer dat de oorlogsmisdadiger Demjanjuk in Israël wordt berecht volgt in 1993 tot grote consternatie van velen een vrijspraak. Geheugendeskundige dr. Willem Wagenaar verklaart bij het proces dat na vijftig jaar een echte herkenning van John Demjanjuk door getuigen niet meer is te handhaven. De geschiedenis heeft haar werk gedaan.
Belangrijke oorlogsgebeurtenissen zijn ook uit het Joodse geheugen in de loop der tijd gewist. De oorzaak van de razzia in Putten, kent onze Joodse gemeenschap die? „Razzia in Putten, wat was dat? Woonden daar ook Joden”? Nee, het ging niet om onze gemeenschap. Het ging niet om Joden. Maar wel over meer dan 600 mannen die vanaf het station in goederenwagons uit het dorp werden afgevoerd. Honderd woningen werden in brand gestoken. „Ook dat? En wat is er daarna gebeurd”? Vanuit Neuengamme, Ladelund en andere kampen in Duitsland keerden slechts 48 mannen terug.
Het verstrijken van de jaren heeft ook dit drama aan hen die er niet direct bij betrokkenen waren ontfutseld. Wie heeft nu nog enig besef dat deze vreselijke tragedie tot en met vandaag doorwerkt binnen de Puttense samenleving? Iedere dienst in de dorpskerk draagt nog de sporen van die zondag, 1 oktober 1944. Een datum die aan velen nagenoeg geheel voorbijgaat.
De menselijke kracht van het vergeten gaat ook op bij oorlogsherinneringen. Het is het vergeten dat als een belangrijke oorzaak doorwerkt bij het inrichten van herinneringen decennia na de Bevrijding. Beslissingen om te herdenken en te vieren worden genomen op basis van ons verstaan van de feiten van nu. Herdenkingen krijgen gestalte door het zich al dan niet kunnen inleven in een zeventig jaar oud verdriet van de ander.
Luisteren
In zeventig jaar is er veel in Vorden vergeten. Maar in zeventig jaar is er ook veel binnen Joods Nederland vergeten. Moeten we daar boos en verdrietig om zijn? Moeten we elkaar daarover de maat nemen? Binnen onze Joodse traditie wordt ”koach hashikga”, de kracht van het vergeten, gezien als een daad van G’ddelijke liefde. Een mens zou zonder de ‘kunst’ van vergeten gedoemd zijn tot een leven lang lijden en niet verder kunnen leven.
De afgelopen maanden hebben wij elkaar de maat genomen over het al dan niet bezoeken van de Duitse graven in Vorden. Daarbij hebben wij het historisch vergeten niet meegenomen. Wij hebben elkaar verteld hoe het zit. Maar wij hebben niet naar elkaars belevingswereld geluisterd. Hadden we dat wel gedaan, hadden we gerespecteerd dat de één een ander herinneringskader heeft dan de ander, dan waren er andere beslissingen genomen. Dan was de discussie waardig verlopen met een wederzijds respect zoals dat hoort bij de datum van 4 mei en bij hen die wij herdenken.
De rijen sluiten
De Duitser op krukken is langzamerhand uit het straatbeeld verdwenen. De zoon van de soldaat zit tegenover mij. Het is geen kwestie van vergeven. Het is geen kwestie van vergeten. Het is zaak om zinvol naar een andere toekomst te kijken waarin men elkaar binnen de samenleving de ruimte geeft om de pijn en het verdriet te beleven op de beste manier, gegeven de tand des tijds.
Het besluit om toch langs de graven van de Duitse militairen op de avond van 4 mei te lopen is een uiting van het vergeten zijn dat er destijds verdriet is geschapen dat nog steeds de titel ”onherstelbaar” draagt. Een reactie op dat vergeten in Vorden van louter boosheid, woede en afwijzing staat een heroriënteren op het verleden in de weg. Het erkennen van de onontkoombare vergetelheid door alle betrokkenen zal dat wel doen. Voor 4 mei a.s. kunnen de rijen nog gesloten worden.