Joods-zijn door keuze: de Geriem en reïncarnatieleer
Geschreven door de redactie
Joden vormen geen volk. Wat is een volk? Een groep mensen die allemaal dezelfde taal spreken, hebben dezelfde geschiedenis, – achtergrond, zelfde cultuurpatroon hebben en samen in een bepaald land wonen. Een Jood kan een Nederlander zijn, maar ook een Afrikaan, Amerikaan, Israëliër, Chinees, etc. Kunnen we dan wel spreken over ‘am Jisrael, het Joodse volk? Eigenlijk niet, want wij leven al 2000 jaar in diaspora. De meeste Joden spreken geen Ivriet, wonen niet in Erets Jisrael, ga zo maar door. In sociologische betekenis vormen Joden geen volk.
Een Jood is geen ras. Wat is een ras? Groep mensen die zich van andere groepen mensen onderscheid door uiterlijke kenmerken. Een Jood is niet te bepalen door ras, want je hebt blanke Joden, donkere Joden, lange Joden, kleine Joden, etc. Iemand die gioer (overgaan tot het Jodendom) doet gaat niet opeens anders uitzien.
Joods-zijn is niet een speciaal religie. Wat is een religieuze groep? Een groep die zich onderscheid van andere groepen op gebied van religie. Zij leven volgens een bepaald religieus patroon die gekenmerkt wordt door gebeden en voorschriften. Iemand die Joods is, kan praktiserend Joods zijn, maar ook wanneer hij nergens in gelooft, kan hij gewoon lid zijn van een Joodse gemeente. En als hij niet lid is en niet meedoet aan het Jodendom, dan blijft hij gewoon Joods.
Wat is een Jood? Een Jood is iemand die op grond van een religieuze regel, een Toraregel, Joods is.
Wat is een Jood? Een Jood is iemand die geboren is uit een halachische Joodse moeder of is toegetreden tot het Jodendom (uitkomen middels gioer) volgens de Halacha (Joodse Wet). Dat laatste dient absoluut met nadruk vermeld worden. In Nederland betekent dit uitsluitend via het NIK (Nederlands Israëlische Kerkgenootschap) of het PIK (Portugees Israëlisch Kerkgenootschap). Joods worden kost tijd, vereist intense studie en dat betekent: weten, praktiseren, aanpassen, accultureren en integreren.
Iedere Jood heeft twee zielen.
De Joodse kijk op de geriem (proselieten; bekeerlingen)
“Een luipaard veranderd niet van vlekken”, zijn opmerkingen die geriem (Joods-zijn door keuze; ‘ger’ is enkelvoud) vaak door geboren Joden horen. Dikwijls zijn het Joden die niet eens zo vroom leven. Is dit een logisch gevolg van iets? Is dit halachisch te onderbouwen?
Er zijn twee kanten aan het verhaal. Ten eerste is het halachisch te onderbouwen dat deze stelling name naar geriem wordt genomen. Op menselijke vlak: Er zijn genoeg geriem die zich erg merkwaardig gedragen en zich Joodser voor doen dan de geboren Joden. Dit roept logischer wijs weerstand op. Geriem mogen wel over een extra bescherming van Hasjem beschikken, omdat Hij 36 keer tegen de geboren Joden herhaalt dat zij goed voor de geriem moeten zijn, maar de weerstand die gekweekt wordt vanuit het overdreven ‘Joods gedrag’ van geriem staat naar ons idee los van deze mitswe. Verder is het de zaak tussen de geriem en de rabbijnen hoe een overenthousiaste ger zich moet gedragen.
Op halachische vlak worden de geboren Joden die kritisch naar geriem kijken, gesteund door de Halacha met de woorden: “Geriem zijn voor Israel net zo moeilijk als een plaag” (Jevamot 47b). De simpele uitleg van deze Halachische uitspraak is dat dit betrekking heeft op geriem die helemaal niet eens zo eerlijk zijn geweest in hun toetreding. Zij zijn niet echt van plan zich volgens Halacha te leven en zijn naar waarschijnlijkheid toegetreden met de verkeerde motivaties. Zij hebben een absolute verkeerde invloed op de geboren Joden en kunnen mensen in hun niet vrome levenswijze, vaak gebaseerd op hun niet-Joods verleden, meesjleppen.
Ander uitleg is geriem de geboren Joden een slechte naam bezorgen. Wat wordt hiermee bedoeld? Al te vaak zijn bekeerlingen fanatieker in hun geloof dan de geboren Joden. De geschiedenis leert dat geriem hun Jodendom met meer passie beleven dan de meeste geboren Joden. Zij zouden “een plaag voor Israël” zijn, wat in deze verklaring wordt uitgelegd dat de diepere inzet en ijver van de geriem de geboren Joden tot schaamte brengt. De reeks waarschuwingen (Tochachah; berispingen) die wij vlak voor Sjavoe’ot moeten lezen, zagen de Joden de Grote Openbaring van Hasjem Die hen de Tien Woorden (Geboden) gaf. Dit staat tijdens Sjavoe’ot centraal, maar ook dat de 3.000.000 koppige familie die allen van Avraham, Jitschak, Ja’aqov- Sarah, Lea en Rachel afstammen bij de berg Sinaj (vijandschap) op die dag toetraden en Joods werden. Zij zeiden namelijk: na’aseh wenisjma’… we zullen doen, we zullen gehoorzamen… Sjmot/Ex. 24:7. Iedere keer wanneer de Tochachah gelezen wordt, moet men bewust van zijn dat álle Joden van bekeerlingen afstammen, die de Tora van Hasjem oprecht, met eerbied en ontzag hebben aanvaard, zoals de huidige geriem dit voor de Bejt Dien (Joodse Gerechtshof) doen.
Bovenal mogen de geriem niet benadeeld worden, want Rasji leert ons dat geboren Joden hun “eigen gebrek niet aan iemand anders moeten toekennen”. In parasja Ekev draagt de Tora Bnej Jisrael op liefde voor de ger te hebben, want “jullie moeten de ger liefhebben, omdat jullie vreemdelingen in Egypte waren”. Rav Avigdor Bonchek vraagt zich af wat de logica van deze opdracht was. Moet je van iemand houden omdat hij hetzelfde heeft meegemaakt?
Het projecteren van onze zwakheden op anderen is het ontkennen van onze eigen gebreken en projecteren wij die dus op de ander. RaSji wijst mensen op de context waarin duidelijk staat dat Hasjem recht doet aan de weduwe, wees en de vreemdeling (ger) (10:19). Hasjem wilt dat wij Hem overal in imiteren (lees ook hier iets over), zoals het kleden van de armen (Hij kleedde Adam en Chava na hun zonde), het bezoeken van de zieken (Hij bezocht Avraham op de derde dag na zijn brit milah toen hij het meeste pijn had), maar ook het liefhebben van de geriem. Het woordje liefde komt in deze sidra wel 7 keer voor.
Het interessante is, is dat deze mitswe de meest herhaalde mitswe in de Tora is. Het gebod luidt dus dat geboren Joden goed dienen te zijn voor de geriem. Zoals eerder gemeld; dit gebod wordt in de Tora wel 36 keer herhaalt! Volgens Chofets Chaim houdt Hasjem meer van geriem dan van geboren Joden, omdat geriem Halachisch gezien slechts één Ouder heeft en geboren Joden wel drie (vader, moeder en Hasjem) waarin zij hun liefde en aandacht moeten verdelen. Het principe “middah keneĝed middah” (maat voor maat) geldt ook in deze. De Baal Sjem Tov leert dat Hasjem als een Schaduw op onze daden reageert, middah keneĝed middah. Ook hierin.
Toen RaSjBaM, de kleinzoon van RaSji, tijdens een sjiddoech aan een gioret (vrouwelijke ger) werd voorgesteld, weigerde hij met haar te trouwen, omdat hij bang was de 36 verboden om geriem pijn te doen in zijn huwelijk te overtreden.
En dat is dus niet voor niets, waardoor je nu duidelijk het gevoel moet krijgen dat Halacha ondanks Jevamot 47b wel degelijk steunt. Vaak wordt te weinig gerealiseerd dat er verschillende grote geleerden van geriem afstammen (denk aan Rabbi Akiva) of zelf een ger zijn. Niet alleen Chofets Chaim leert dat Hasjem meer liefde voor de ger voelt. Ook de Midrasj leert dat een werkelijke ger in Hasjem ogen waardevoller is dan een geboren Jood.
We kunnen twee redenen noemen: een geboren Jood had geen keuze. Of je het leuk vindt of niet, maar dit is een biologische en spirituele levensfeit waar je niet uit kunt ontsnappen waardoor je altijd als een Jood zult sterven. Een ger is niet-Joods geboren en kiest toch om Hasjem als Jood te dienen. Niemand heeft hem hierin toe gedwongen en als je vergeet om bewust te blijven bij die keuze, dan zal het begrip ‘antisemitisme’ je absoluut hierin helpen te herinneren, want je kan je dan afvragen of je mesjogge bent tsorres ‘op te zoeken’ waardoor men haast zou denken dat je met zelfmoordneigingen rondloopt. De Midrasj zegt dat de bewuste en weloverwogen keuze om de G’d van Avraham te omarmen, ondanks de unieke impopulariteit om kind van Avraham te zijn, is iemand die de bijzondere liefde van G’d verdient.
Een Jood door keuze is inderdaad een Jood.
De zielenleer van niet-Joden en de Joden
Zielen in het algemeen
Volgens de kabbalistische traditie is de ziel in het Hof van Eden door het bijkomen van de vier winden: Noord, Zuid, Oost en West gevormd. Het gebeurde op hetzelfde moment toen G’d ‘beneden’ de eerste mens geschapen had uit de vier elementen: vuur, lucht, water en aarde. Na deze twee handelingen, toen het voltooid was, is de mens met ziel ontstaan.
Er bestaan twee zielen:
De eerste ziel wordt de Nefesj Habehamit (de dierlijke ziel) genoemd die het lichaam bezielt. In essentie is het de ziel van het vlees, met het doel de verlangen en behoeften van het lichaam vervullen. Iedereen (Joden en niet-Joden) heeft deze ziel. Alleen de nefesj van de Jood en de nefesj van de niet-Jood verschillen sterk van elkaar. De Nefesj Habehamit onderscheidt Joden van niet-Joden zowel in essentie als bron waaruit de nefesj zijn energie put. De nefesj hoeft niet intrinsiek kwaad (resjoet) te zijn, want dit is de manier waarop G’d ons nu eenmaal gemaakt heeft. Zonder de nefesj zouden we geen behoefte kennen om ons lichaam te ondersteunen of om zelfs kinderen te krijgen. Deze ziel is dus goed in staat goed te doen; jetzer hatov. Daarom kent deze ziel – de nefesj – een wedijvering tussen goed en kwaad.
De tweede ziel heet de Nefesj Elokit (de G’ddelijke ziel) dat werkelijk een vonk van het G’ddelijke is. Ijov (Job) noemt dit het “een deel van Boven”. De Nefesj Elokit ziel streeft ook naar het vervullen van verlangen en behoeften, maar in tegenstelling tot de Nefesj Habehamit, zijn al deze verlangen op G’d en het spirituele gericht. Alleen de Joden hebben deze ziel. Echter hierin onderscheiden Joden zich niet van de niet-Joden, omdat de niet-Joden deze nesjomme niet bezitten. Als iemand iets niet is of heeft kan deze niet vergeleken worden met iemand die het wel is of wel bezit.
Deze ziel is naast de nefesj habehamit geplaatst. Dit is het evenbeeld van G’d. Deze is verbonden aan de 613 mitswot die G’ds handvat zijn om de jetzer hara te weerstaan, want ieder gebod corrigeert een bepaald deel of eigenschap van de Jood. Waarom 613? Omdat het verlangen naar genot ten aan zien G’d die Hij in de Jood geschapen heeft, uit 613 delen laat bestaan. Vandaar dat Hij zei: ‘Ik schiep het kwaad en de Tora ter correctie daarvan”. BT Kiddoesjien 30b. Zonder dat we hier elle lange verklaringen geven, kunnen we melden dat het houden van de 613 mitswot enkel en alleen aan de Joden zijn voorgeschreven. De ego, die omsloten ligt in de nefesj habehamit, wilt de mens gevangen houden in zijn natuur. Middels de 613 mitswot wordt de mens geholpen alle krachten te verzamelen en het egoïsme in zichzelf te verlaten en zich richten tot ‘emet, Waarheid, waarmee G’d Zijn Tora – die de 613 mitswot omvat – ondertekend heeft (Sjabbat 55a). De 613 wetten worden een deel van het spirituele lichaam en het opvangskanaal van de ziel en van elk van de 613 verlangens ontvangt hij het licht van genot. Het doel van de nesjomme is de nefesj te helpen uitsluitend met de goede intentie goed te doen.
De ziel is een abstracte kracht die niet ontleend of gecategoriseerd worden. De ziel is onafscheidelijk met de persoon verbonden, maar kan niet begrepen worden noch gekend worden. De ziel is ongrijpbaar, want “het is een deel van G’d hierboven”. De attributen van de ziel het intellect en de emoties. Deze veranderen voortdurend. Niemand kan de essentie van de ziel begrijpen, maar wel zijn bestaan. Dat is het erkennen van het bestaan van de ziel.
De ziel onthult zich dus op verschillende wijzen. Iedere wijze verschilt in essentie met de ander. Intellect, gevoelens en spraak (of te wel: gedachte, spraak en actie) zijn allerlei manifestaties van de ziel, maar de essenties van de manifestaties verschillen in essentie. De manifestaties van de ziel worden zoals eerder gezegd kledingstukken van de ziel genoemd. De kledingstukken vormen een medium voor de ziel. De ziel maakt gebruik van de kledingstuk om de mitswes uit te kunnen voeren. Want zonder deze kleding kan de ziel niets uitvoeren.
De kleding van de ziel onderscheidt de ene ziel met de andere. Dit onderscheid, de expressie van de ziel, hangt van de ouders af, terwijl de oorsprong van de ziel een deel van G’d is (vandaar dat het eren van je ouders inherent is aan het eren van Hasjem, omdat er drie partijen aan de verwekking van het kind betrokken zijn: vader, moeder en Hasjem). Ouders hebben geen invloed wat voor ziel het kind ontvangt. Maar wel hoe het zich manifesteert. De expressie, manifestatie, van de ziel hangt dus van de ouders af: hoe zij zelf zijn, hoe jij bij hen opgroeit en hoe je onderwezen worden. Het kind ontvangt hun talenten. Daarom is de kleding die de ouders de ziel bezorgen van extreem belang. Ondertussen moeten wij begrijpen dat de persoonlijkheid niet de ziel is. De ziel is in staat de persoonlijkheid te overrulen of zelfs te veranderen!
Dit is het basisconcept – zij het heel summier – van jichoes, wat afstammeling betekent. Het heeft betrekking op voorgeslacht en afstammeling. De ziel is niet te erven, maar wel de kledingstuk.
De slechte neiging, de jetzer hara’, is de groep van de emotionele kenmerken dat komt van de natuurlijke dierlijke ziel oftewel: de eerste ziel die zowel Joden als niet-Joden bezitten. Deze slechte neiging wordt met name middels de nefesj (de ‘dierlijke’ ziel) geuit. De bron van de nefesj zijn kelipah en sitra achra.
Sitra achra betekent: andere kant. Het geeft de contrast tussen heilig en onheilig aan.
Kelipah geeft de relatie tussen heilig en onheilig aan. Zoals een schil (onheilig) de vrucht (heilig) bedekt.
Zowel Sitra achra als Kelipah zijn de termen voor de negatieve elementen in de schepping: het kwaad.
De bron van de nefesj is dus de vier kwade elementen, beschreven in Jechzeq’el 1:4:
wervelwind,
grote wolk,
vuur en
lichtglans er om heen
Er zijn – zoals eerder gezegd – twee soorten nefasjot:
De nefesj (Nefesj Habehamit) van de niet-Jood en
De nefesj (Nefesj Elokiet) van de Jood
De eerste 3 elementen (wervelwind, grote wolk en vuur) van het kwaad omvatten de niet-Joodse nefesj. Deze drie elementen worden de Sjalosj kelipat hatmajot genoemd. Dit betekent “de drie onzuivere kelipot (meervoud van Kelipah)”. De Kabbalah leert ons dat de niet-Joodse ziel middels deze sjalosj kelipat hatmajot, waarvan de vier winden van Noord, Zuid, Oost en West een onderdeel van zijn, ontstaan is.
De bron van deze Sjalosj kelipot hatmajot is:
Vuur: staat voor woede en trots.
Water: staat voor de drang naar genot.
Lucht: staat voor onbeduidendheid, brassen en onzinnige praatjes. Ze hebben, net als lucht, geen inhoud.
Aarde: staat voor luiheid en melancholie (depressiviteit, lusteloosheid)
Vanuit de Sjalosj kelipat hatmajot vloeien zowel alle niet kosjer zielen van alle schepselen voort.
De nefesj van de Jood komt van de Kelipat Nogah. Dit is de kelipah dat verlicht kan worden (helderheid). Deze kelipah kan worden ondersteund en worden gezuiverd. In de visioen van Jechezk’el wordt deze kelipat nogah als “lichtglans daaromheen” beschreven. Vanuit de Kelipat nogah stroomt de tegenovergestelde van de Sjalosj kelipat hatmajot uit: de Joodse zielen.
Bron van de Kelipat Nogah is: de Boom van de kennis van Goed en Kwaad dat de matrix en symbool van de vermenging van donker en licht, goed en slecht is.
De goede neiging, de jetser harov, is de groep van de emotionele kenmerken dat komt vanuit de nesjamah (nesjomme; Nefesj Elokiet), de G’ddelijke kenmerk, is de tweede ziel die alleen en álle Joden bezitten.
Een niet-Jood bestaat nogmaals uit één ziel.
Een Jood bestaat uit twee zielen.
De Joodse ziel
Bij de schepping van het universum heeft Hasjem Zichzelf tien eigenschappen (Sefirot) toegekend (zie overzicht links):
Kether
Chochmah
Binah
Chesed
Gevoerah
Tifereth
Netsach
Hod
Jesod
Malchoet
Hiermee ondersteunt Hasjem het gehele universum. Zij zijn het wezen van de schepping.
Onze Nefesj Elokiet is naar het evenbeeld van Hasjem geschapen en is opgebouwd uit de onderstaande tien bechinot (attributen; begrippen) en worden ook wel tikkoeniem genoemd (zie overzicht rechts):
Chochmah
Binah
Da’at
Chesed
Gevoerah
Tifereth
Netsach
Hod
Jesod
Malchoet
De zijn in twee groepen op te delen:
1. Sechel: verstand.
Chochmah
Binah
Da’at
2. Middot: eigenschappen van liefde voor Hasjem, vrees voor Hasjem en fijngevoeligheid naar Hasjem, je medemens en het Jodendom.
Chesed,
Gevoerah,
Tifereth,
Netsach,
Hod,
Jesod en
Malchoet
Afhankelijk van de kabbalistische school, zijn er dus twee varianten van de moeders (zie overzicht). Kether is namelijk transcendent en subrationeel wat onze verstand te boven en buiten onze controle gaat en staat. Onze bewustzijn begint bij Chochmah. Hasjem staat daarboven, vandaar de twee verschillende versies.
De uit de tien tikkoeniem opgebouwde ziel uit zit doormiddel van levoesjiem; ‘kledingstukken’ of ‘manifestaties’, waarmee de ziel zichzelf tot uitdrukking kan brengen:
Gedachte
Spraak
Actie
De nesjomme, de extra ziel die álle Joden dus hebben, heeft een vat nodig dat voldoende ontwikkeld en door ontwikkeld is om zicht te kunnen kanaliseren en te uiten. Men moet zich daarin ontwikkelen en dit kan alleen bereikt worden vanaf de 13e jaar. Zonder zich hierin spiritueel te ontwikkelen, zal de nesjomme alleen in hem leven als een potentie tot heiligheid. Wanneer een menselijke ziel in een steen geplaatst zou worden, dan zou deze combinatie geen betekenis hebben. De menselijke ziel kan zich namelijk door een steen niet uiten. Iedere geestelijke kracht heeft een passende geleiding. Voor de nesjomme is de nefesj het gepaste vat dat pas tot uiting kan komen wanneer de nefesj zich verfijnt en verhoogt. Dus: een nefesj moet in het Joodse lichaam geplaatst worden en moet zichzelf zodanig ontwikkeld zijn zodat de nesjomme kan meedoen en zich daar doorheen kan onthullen. Daarom leert de Alter Rebbe ons middels zijn Tanya dat de nesjomme de tweede ziel genoemd wordt omdat hij alleen in het lichaam komt naar aanleiding van de eerste ziel: de nefesj. De nesjomme is perfect en hoeft geen tikkoen (rectificatie) te doen. Hij komt alleen in de fysieke wereld om de jetzer hara’ te overwinnen en de eerste ziel te zuiveren.
Iedere ziel heeft een komah sjeleimah: volledige structuur. Hierdoor is de ziel een afspiegeling van het lichaam, want het heeft – bij wijze van spreken – een hoofd, armen en benen. Daarnaast heeft de ziel ook cognitieve vaardigheden zoals conceptie, begrip en toepassing. De ziel is met haar komah sjeleimah een mal in een holle gietvorm dat bestaan geeft aan emoties. Alle Joden vormen daarnaast nog een collectieve ziel wat ook een komah sjeleimah is. De Midrasj leert ons tenslotte dat alle zielen van alle generaties een spirituele organisme van oermens Adam Kadmon vormen. De zielen zijn ‘aanhangsels’ van zijn ‘algemene ziel’, maar andere zijn weer aanhangsels van zijn ‘armen en benen’.
De ziel van de ger
Is was in de 16e eeuw al bekend dat de meeste kinderen in een familie niet van dezelfde zielen-oorsprong zijn …
met name degene die zijn gereïncarneerd, zij hebben in de meeste gevallen geen relatie met hun vaders,
en op spirituele vlak hebben zij totaal geen relatie met hun ouders.”
Chaim Vital (leerling van de Ari Z”L), Shaarei Ha-Mitzvot 15a
De Zohar, maar ook de Gaon van Wilno, leert dat iedere ger al voor zijn toetreding tot het Jodendom een nesjomme (Joodse ziel) had, want een niet-Jood is niet in staat de taken van een Jood op zich te nemen. Hoe zit dit?
Een ger beschikt niet over een Joodse stamboom die van generatie op generatie rijk is aan Joodse traditie. De Zohar (Misjpatiem, pp.98b-99a) staat een beroemde passage waarin een oude man, Saba, de geheimen van zielen van geriem aan de cirkel van RaSjBi (Sjimon Bar Yochai) onthult. De Nefesj van een ger is de lavoesj dat de hogere zielen van de niveaus van de nesjomme (nesjama) en Roeach omhult. De Tanya leert dat kledingstuk eigenlijk betekent: ‘afhankelijk zijn van…’.
Via deze lavoesj – die de nesjommot en roechot omhult – treden de nesjommot en de roechot de fysieke wereld binnen. De nesfesj van de ger is de intermediair tussen de nesjamot/roechot en de wereld. Alleen op die manier kunnen de nesjomot en de roechot van de wereld profiteren. Zij maken dus gebruik van de interface van de Nefesj van de ger wanneer zij niet in staat zijn hun éigen Nefesj te gebruiken. Deze Nefesj wordt als het ware voor dit doel beschikbaar gesteld.
En een vreemdeling (lett. ‘ger’) zullen jullie niet onderdrukken, want jullie weten (lett. Jeda’tem; kennen) het hart (lett. ‘Nefesj ‘ ziel ipv ‘lev’; hart) van een vreemdeling, gezien jullie vreemdelingen (lett. kie-geriem) in het land van Egypte waren (lett. hèjitem).
De Zohar benadrukt het concept van de Nefesj van de ger op esoterische manier te doorgronden, en niet volgens het eenvoudige betekenis: “de wijzen… zijn degene die een verborgen ding tussen de kleding ziet…” zegt de Zohar, “Op verschillende plaatsen heeft de Kadosj Baroech Hoe al gewaarschuwd voor de geriem, dat de mensen van de heilige zaad voor hen moeten passen”. Dit betekent dus een positieve en actieve handeling naar de geriem, in plaats van hen te onderdrukken en hen buiten te sluiten.
De Sabba benadrukt nog eens dat geboren Joden zelf eens geriem (vreemdelingen) in Egypte waren, waardoor je begripvol naar geriem dient op te stellen. Vandaar dat de Tora zegt: “omdat jullie de Nefesj van een ger kennen”. Hiermee dringt de Zohar er wederom op aan om de esoterische betekenis van deze vers te kennen. Dat kennen is dezelfde manier van kennen zoals Adam Chava ‘kende’ (we’adam jada’ ‘et-chawa ‘iesjto… en Adam kende Chava zijn vrouw… Bereesjiet/Gen. 4:1) en kinderen kreeg. Dit is een verwijzing naar een eerdere kennismaking tussen de hogere ziel en de Nefesj van de ger in het Paradijs: “Al deze heilige en hoge Nesjamot die worden aangewezen door Kadosj Baroech Hoe om naar beneden te gaan, zoals we hebben uitgelegd, spelen zij op bepaalde tijdstippen in het Paradijs. Daar ontmoeten zij de zielen van de geriem. Degene (van de heilige hogere zielen) die bezit nemen van de zielen van de geriem verenigen zich met hen en verdient het om zich in hen te verhullen en gaat uit… Het is door deze Nefesj van de ger dat de Nesjomme van de zaken van deze wereld op de hoogte is en in staat wordt gesteld er in te participeren. De Nefesj van de ger is (dus) de intermediair…”
De Zohar verduidelijkt dit met een vergelijkbare situatie: “En Mosje ging te midden van de wolk en hij ging de berg op…” Sjmot/Ex. 24:18. “Er staat geschreven: ‘Ik zal Mijn regenboog in de wolk plaatsen…’ Deze regenboog brengt zijn kledingstuk voort en deze is aan Mosje gegeven. En met dit kledingstuk was hij (Mosje) in staat om de berg op te gaan en door deze was hij in staat te zien wat hij zag en van wat er was om er van te profiteren.” Deze wolk was dus ook een intermediair tussen Mosje en hetgeen op Har Sinaj werd geopenbaard.
Waarom is deze speciale interface gemaakt om de in deze wereld gereïncarneerde Roechot en Nesjamot te besmetten en wordt dit de “Nefesj van een ger” genoemd?
de Nefesj van een ger heeft geen Joods verleden of genealogie. Het is gecreëerd om als een intermediair te functioneren. Hij heeft ook geen ‘eigenaar’ wanneer het weer terugkeert.
de intermediair Nefesj is te vergelijken met de eigendom van de ger die zonder erfgenamen overlijdt. Wie het in bezit krijgt, zich met haar verenigt en gebruikt, zal het naast zijn eigen Nefesj voor altijd bezitten. De Nefesj van de ger is als een nieuwe creatie…
De Ari Z”L legt in “Gates of Reïncarnation” hfst 7 uit dat de Nefesj van een ger een vierde type ziel is. Dit ten aanzien van de Nefesj, Roeach en Nesjama. De Nefesj van de ger is als een nieuwe creatie en kan daarom als een voertuig voor de beschadigde Roeach in deze wereld dienen. Dit wel onder voorwaarde dat de Nefesj van de des betreffende Roeach al reeds is afgerond. Daarnaast leert de Ari Z”L dat de niet-Joodse achtergrond van de ger invloed uitoefent over een periode van een of twee generaties. Soms zelfs tot in de tweede en derde generatie kunnen Joden met een Nefesj van een ger geboren worden. Een pracht voorbeeld is Rabbi Akiva zelf, wiens vader een ger is. Dit verklaart waarom hij in zijn eerste 40 levensjaren geen Tora studeerde en dit zelfs verafschuwde…
De ger bezit buiten de Roeach dus drie zielen:
Nefesj van een ger,
Een Nefesj,
De Nesjomme.
Dit ten op zichte van de niet-Jood (Nefesj)
en de Jood (Nefesj en Nefesj Elokiet/Nesjomme)
De gilgoel van de ger
De Kabbala leert ons over het concept van de gilgoel: de terugkeer van de zielen, oftewel: reïncarnatie. Wat is het doel van gilgoel? Het doel van gilgoel is de Joodse ziel net zo vaak terugkomt totdat alle 613 mitswes van de Tora vervuld zijn. RaMBaN leert dat ook niet-Joden gilgoel ondergaan en hun doel is de 7 Bne Noachidische Wetten in te vullen. Dus de gehele mensheid, dit om tikkoen te doen. De Ari Z”l (1534-1572) leert dat Ijov (Job) het bewijs is. Ijov was geen Jood en Ijov spreekt over gilgoel. Inderdaad, 2/3 keer, omdat de niet-Jood 2/3 reïncarneert en de Jood totdat, zoals eerder aangegeven, als zijn fouten zijn gecorrigeerd.
In de eerste helft van de 18e eeuw tot op heden traden de Chassidiem in de openheid omtrent de leer van de gilgoel. Voor die tijd werd de leer van de gilgoel, met name de Kabbalah, alleen in de intieme omgeving van rabbijnen en hun leerlingen gedoceerd. Ondanks de reïncarnatieverhalen die al onder de Ari Z”L en zijn leerlingen en andere kabbalisten circuleerden, waren het met name de Chassidische Rebbes die openlijk over gilgoel begonnen te spreken. De Baal Sjem Tov heeft hierin ook een grote rol gespeeld. De rol van een Chassidische Rebbe is daarom ook anders dan van een rabbijn of Rav. Een Rav houdt zich voornamelijk bezig met de gevallen die volgens Halacha beoordeeld dienen te worden, terwijl een rabbijn een jurist van de Joodse Wet is en vaak op de eerste plaats een pastoraal werker is. Een Rebbe is een spiritueel meester die het innerlijke leven van zijn leerlingen op een hoger spiritueel niveau kan brengen. Rebbes hoeven hiervoor geen opleiding te halen. Er wordt daarom ook aangenomen dat de zielen van de voorgaande Rebbes in dezelfde familielijnen terugkomen. Maar een zoon van een Rebbe kan zijn missie wel weigeren.
Tot slot hebben veel Rebbes juist die bijzondere gave de vorige incarnaties van zielen te kunnen lezen en de mensen hierin verder in het huidige bestaan te helpen.
Er zijn een aantal mogelijkheden waar de zielen van de niet-Joden vandaan komen. Alle mogelijkheden kunnen allemaal waar zijn en daarom wordt er ook sterk rekening mee gehouden. Maar de meest intrigerende vraag over deze zielen in niet-Joodse lichamen is de vraag en het antwoord op het verband tussen deze niet-Joden en het zaad van Bne Jisrael. Met deze vraag en antwoord bijten wij de mogelijkheden af:
1. De theorie over de kinderen van Avraham en Sarah geeft duidelijk antwoord op het verband tussen de niet-Joden en het zaad van Bne Jisrael. De zielen van niet-Joden ontstonden door de liefdesdaad tussen Avraham en Sarah in hun kinderloze jaren. Deze zielen werden door sexuele ‘verbintenissen’ geschapen of vanuit de schatkamer der zielen ‘naar beneden’ gestuurd. De dubbele opmerking “wathi saraj, ‘aqarah; ejn lah walad… en Saraj was onvruchtbaar, ze had geen kind”…(Bereesjiet/Gen. 11:30) was geen loze opmerking. Als zij onvruchtbaar was, had zij inderdaad overduidelijk geen kind. De Zohar legt uit dat ondanks Sarah geen kind jad, was zij op hogere spirituele niveau niet onvruchtbaar. Iedere keer wanneer Avraham en Sarah samen waren, ging dat in zo’n perfecte harmonie en volgens de reinigingswetten, waarin zij hoopten en voor een fysiek kindje baden. Ondanks dat het fysieke kindje van deze samenzijn niet kwam, trok iedere liefdesdaad een pure ziel naar beneden, die verbonden raakte aan de spirituele geslacht van Avraham en Sarah. Des tijds incarneerden die zielen zich niet. Zij waren bestemd om later tussen de niet-Joden geboren te worden om uiteindelijk tot het Jodendom toe te treden. Daarom mag een toegetreden Jood zijn of haar eigen Joodse naam uitzoeken en met zoon of dochter van Avraham en Sarah genoemd worden. Deze zielen zijn namelijk de directe kinderen van Avraham en Sarah en zijn zelfs nog vóór de geboorte van Jitschak ontstaan.
2. De theorie dat sommige niet-Joodse zielen wel voor de Tora wilden kiezen. Een tweede theorie is dat de zielen van de niet-Joden onder de niet-Joden wel voor de Tora wilden kiezen toen Hasjem de Tora aan alle 70 volkeren aanbood. Zij zijn dus de rechtvaardige niet-Joden die de Tora wel wilden aanvaarden, terwijl het ene volk de Tora niet wilde omdat zij bij zwaard wilden blijven leven (Edom) en anderen konden het niet laten om te stelen of afgoderij te plegen. Weer een ander volk zag het niet zitten zich aan de kasjroet te houden. Hasjem is werkelijk ieder volk afgegaan, maar allen hebben Zijn Tora en zelfs de 7 Noachitische wetten afgewezen. Alleen de nazaten van Avraham – Jitschak – Ja’aqov en een handje vol rechtvaardige niet-Joden wilden de Tora ontvangen en Hasjem als enige G’d dienen. “Willen jullie Mijn Tora accepteren?” “Na’aseh wenisjma”, antwoordde de Joden in koor. Ondertussen waren de Joden Zijn uitverkoren volk geworden omdat zij Zijn Tora zonder voorwaarden aanvaarden. Dat maakt van Joden geen betere mensen, maar mensen die volgens de Tora leven. De rechtvaardigen onder de niet-Joden konden dit niet zeggen. Zij hadden ook ‘na’aseh wenisjma’ willen zeggen als zij ook die kans hadden gekregen. Zij voelden zich namelijk persoonlijk tot Hasjem en Zijn Tora aangetrokken. Deze zielen reïncarneerde en bleven zich door de eeuwen heen altijd tot Zijn volk en Jodendom aangetrokken voelen. Op het niveau van de ziel hadden zij de Tora al lang geaccepteerd. Maar zij moeten wel gioer doen om Joods te worden en daardoor onderdeel van de Joodse gemeenschap op aarde te worden. Daarna reïncarneerden zij continue als Joden, zoals de zielen die in Joodse lichamen aan het voet van Sinaj stonden, totdat zij er klaar voor zijn Gan Eden te betreden.
3. De theorie dat sommige Joodse zielen zich van de Joodse gemeenschap scheidden. Een derde theorie is dat de niet-Joden eens Joodse zielen aan de voet van berg Sinaj stonden en dus des tijds de Tora accepteerden, maar later gescheiden van het Joodse volk raakten. Zo’n ziel wordt “zwerver onder de volkeren” genoemd, totdat zij in een toekomstige incarnatie hun weg tot het Jodendom terugvindt. Want uiteindelijk zal de ziel vanuit een niet-Joodse familie met een verloren Joodse ‘voorouder’ in verbinding komen.
In zulke gevallen gaat het overigens vaak om assimilatie. De Joodse ziel komt vervolgens in hun eigen familielijn weer terug, zelfs als deze familie niet langer meet Joods is. Wanneer een Joodse man met een niet-Joodse vrouw trouwt, dan zijn de kinderen niet-Joods en worden de gewoonten en religie van de vrouw meestal gehandhaafd. De identiteit van de vader wordt in gevallen met antisemitisme verborgen en dikwijls wordt het Joodse bloed in de stamboom ontkend, totdat een van de achterkleinkinderen op een mysterieuze wijze zich tot het Jodendom laat trekken.
Dat Joden als hun eigen achterkleinkind terugkomen is een idee dat ook in de 14 eeuwse tekst van Sefer Haplijah (Het Boek van de wonderen) beschreven. Deze tekst wordt in hun eigen stamboom, maar in situaties waar een individuele Jood om een bepaalde reden wordt ‘afgesneden’ of van het Joodse volk gescheiden wordt, dan komt de ziel als niet-Jood terug. Maar wel met een sterke aantrekkingskracht naar het Jodendom toe. Voor zulke zielen is gioer niet enkel en alleen een persoonlijk besluit, maar een manier om opnieuw hun genetische lijn aan het Joodse volk te binden.
4. Een vierde theorie en mogelijkheid is dat sommige zielen vrijwillig gekozen hebben om als niet-Jood voor een hoger doel op aarde te komen. Deze theorie komt overeen met het Kabbalistische gedachten, waar “galoet (verstrooiing) onder de naties” beschouwd wordt als een gelegenheid voor Joden om tot bepaalde vormen van tikkoeniem (herstel) te komen die anders onmogelijk zijn.
Ja, Hasjem heeft de universum geschapen waarin de vreselijkste dingen kunnen gebeuren. Hij had ook er voor kunnen kiezen dat Hij een universum zou scheppen zonder die vreselijk dingen. Maar dan zal niemand een vrije wil hebben. Als prijs dat alle mensen een vrije wil hebben, wat een prachtig kado van Hasjem voor de mensheid is, want dat heeft de vrije wil van de engelen gekost, heeft Hij een wereld geschapen die niet geheel in een perfecte harmonie functioneert. Toch wist Hij heel goed wat voor gevolgen die zou hebben. Hij zag dat sommige Joden – die slachtoffer werden van niet-Joden die op hun beurt er voor kozen Joden te martelen – de Joodse last niet meer konden dragen en bij de eerste en beste mogelijkheid om uit de Joodse gemeenschap te kunnen stappen, die kans met beide handen grepen.
Hasjem heeft als het ware een medicijn bedacht om deze pijn bij deze Joodse zielen weg te nemen en dat hun Joodse zielen weer genezen zal worden. Hiervoor heeft Hij vrijwilligers nodig die vrijwillig hun veilige Joodse haven verlaten om vrijwillig in galoet gaan, die hun Joodse ziel en op zielenniveau hun Joodse herinneringen wel behouden, maar onder de niet-Joden gaan leven. Zij zullen door hun vermeende niet-Joods-zijnde niet vervolgd worden, maar zullen zich van de niet-Joden buitengesloten voelen. De missie is om tijdens de galoet de vreugde van Sinaj in de harten te dragen, als bescherming tegen de bitterheid van de galoet. Zodra het lijden onder het Joodse volk te groot wordt, zullen zij toetreden tot het Jodendom en de vreugde van Sinaj in die gioer meenemen. Zij zijn de time-relase medicijn (een medicijn, eenmaal ingenomen, valt langzaam in het maag-darmkanaal uiteen, waardoor de vitamines en mineralen gefaseerd uit de tablet vrijkomen) die in de wereld doorsluimeren totdat een bepaalde Joodse gemeenschap onder druk deze medicijn nodig heeft. Dit kan meerdere incarnaties kosten alvorens deze vrijwillige zielen tot hun doel komen. Deze zielen worden ook wel de sjomrei simcha, de houders van vreugde, genoemd. Het schijnt, omdat we nu in de 21e eeuw leven, dat veel time-release Joodse zielen nu terugkeren naar het Jodendom. Dit zou een antwoord kúnnen zijn waarom het soms lijkt als of de rabbinaten wereldwijd overspoelt lijken te worden met aanvragen voor gioer.
De werkelijke time-release Joodse zielen, zijn niet-Joods door keuze, maar hadden een missie. En er wordt gefluisterd dat er ook sprake is van vele zielen naar aanleiding van de Sjoa’ die op die manier terug zijn gekomen…
Dit waren de vier theorieën.
Een voorbeeld dat iemand een Joodse ziel zou kunnen hebben, maar niet Joods is, is wanneer hij bijvoorbeeld op zolder onder het stof een setje tefillien vindt. Ondanks hij geen idee heeft waarvoor deze doosjes zijn en waarvoor zij dienen, voelt hij zich sterk tot deze prachtige kleinoden aangetrokken. Dan ontdekt hij door navraag in de familie, dat het van zijn opa is geweest. Uiteindelijk bekeert hij zich tot het Jodendom en neemt tevens de gilgoel-leer aan, waardoor hij met behulp van een Rebbe ontdekt dat hij de ziel van zijn Joodse opa is.
De leer over de gilgoel suggereert ten slotte ook dat sommige Joodse zielen hun weg verliezen. Dat kan door gedwongen bekeringen (christendom), verkrachting en progroms gekomen zijn, waardoor zij vervolgens – soms generaties lang – in niet-Joodse lichamen terecht komen. Maar uiteindelijk zal een echte Joodse ziel in een Joods lichaam ’thuiskomen” middels een gioer. De afvallers of afdwalers – de kandidaten of geriem waarvoor de Tora ons (Joden, geriem en oprechte gioerkandidaten) waarschuwt – hoeven namelijk geen Joodse zielen te hebben.
De oprechte ger, de Jood door keuze, is eigenlijk niet een ‘nieuwe Jood’. Zij zijn in feite de verloren Joodse ziel die in zijn Joodse lichamelijke container thuiskomt. Al met al wordt een gioer dikwijls als bijzonder pijnlijk ervaren, maar met goede rabbinale bijstand, hulp en support van de kehille of (nieuwe) Joodse vrienden en met name de goede intentionele inzet van de kandidaat, is de gioerperiode aaneenschakeling van kleine kadootjes dat afgesloten wordt met een knalfeest: De Joodse ziel komt eindelijk thuis!
Bronnen:
“Jews by choice” van Rabbi Yossy Goldman (Chabad.org)
“Soul of the convert” van Rabbi Moshe Miller (Chabad.org)
“Gilgoel: reïncarnatie van de zielen” van Rabbi prof. Efrayim Sprecher
“De Tanya” van de Alter Rebbe
“Opening the Tanya” van Rabbi Adin Steinsaltz
“Respect voor Geriem ” van Dayaan mr. Drs. R. Evers NIW 39, 17 Aw 5769 (07-08-09)
“Joodse Identiteit” van Rabbi ing. I. Vorst, Jewish Indentity Day 15-11-2009
“Turbulent Souls” van Stephen Dubner; herzien door Rabbi Goldstein
“Jewish Tales of Reincarnation” Rabbi Yonassan Gershom
©FAQ-online 2009-2010