Jom Jeroesjalajiem: Dag van Jeruzalem
“Jom Jeroesjalajiem” van rabbi Jehoeda Prero
Baba Basra 60b van de Talmoed vertelt ons nadat de Tweede Tempel werd vernietigd, er veel mensen waren die zich van het eten van vlees en van het drinken van wijn onthielden. Rabbi Jehosjoea zei: “Mijn kinderen, waarom eet en drinkt u geen vlees of wijn?”
Zij antwoordden aan hem: “Zouden wij vlees moeten eten dat eens gebracht werd voor het altaar dat er niet meer is? Zouden wij wijn moeten drinken die voor het plengoffer op het altaar werd gebruikt, maar er niet meer is? Rabbijn Jehosoea antwoordde dat het geval was, hoe kan iemand brood eten van een mincha-offer (meeloffer) als deze niet meer gebracht werd? Hoe kan iemand vruchten eten, aangezien de “bikoeriem” (eerste vruchten) niet meer worden gebracht? Hoe kan iemand water drinken, aangezien “nisoech hamajiem” (water op het altaar gieten) niet meer zal plaatsvinden?
Zij hadden daar geen antwoord op. Rabbi Jehoshoa zei tegen hen: helemaal niet rouwen is onmogelijk, aangezien de verordening tegen ons is besloten. Meer rouwen dan nodig is onmogelijk, aangezien besluiten niet door de gemeenschap worden gemaakt, tenzij de meerderheid van de gemeenschap het besluit kan weerstaan. De Talmoed gaat dan met een lijst zaken verder die de Joden aan het verlies van Jeruzalem en de Tempel doet herinneren, zoals het restant van de muur in een onafgemaakte huis en het geplaatste as op de voorhoofd van de bruidegom. De Talmoed verklaart dan dat iedereen die om het verlies van Jeruzalem rouwt, Jeruzalem in zijn geluk zal zien en verdienen.
Wij zien dat de vernietiging van Jeruzalem en de Tempel iets is dat de Joden altijd bij zich dragen. Zij moeten blijven herinneren dat zij eens een stad bezaten dat als een huis van het heiligste plaats ter wereld was. Nochtans, zij verloren die stad met haar vreugde. Zij moeten Jeruzalem bewust gedenken, zelfs in tijden van vreugde. Dat uit zich door bijvoorbeeld tijdens een bruiloft wanneer de bruidegom as op zijn voorhoofd plaats en de bruid haar sieraden afdoet om tenslotte het glas te breken, zodat zij herinneren aan Jeruzalem die zij eens bezaten. In feite deden hun voorouders dit ook. Toen Joseef (Jozef) Binjomin (Benjamin) na jaren weer terugzag, vielen zij elkaar in de armen en huilden. Waarom huilden zij op een moment van grote vreugde? Megilla 16b vertelt ons dat Joseef (voor)zag dat de beide Tempels in Jeruzalem, welke in het gedeelte van het land was dat aan de stam van Binjomin zou worden toegewezen, zouden worden vernietigd. Binjomin op zijn beurt huilde, omdat hij de Misjkan, die in Shilo (gedeelte die de stam van Joseef toebedeeld zou krijgen) zou komen te staan, ook vernietigd zou worden. Joseef en Binjomin zetten het verdriet om de vernietiging van de Tempels en de Misjkan boven hun immense vreugde.
Er kan niet ontkent worden dat de overwinning van Israël en het terugwinnen van Jeruzalem in 1967 alles behalve wonderlijk was. Joden moeten blijven herinneren dat Hasjem dit toestond door de herinnering een feit te maken. Zonder de hand van Hasjem zou er geen staat Israël zijn, noch Jeruzalem. Nu Jeruzalem weer in handen is van de Israëlieten, hebben de Joden Hem voor deze immense grote kado gedankt. Zij zullen dit ook in perspectief zien, zij het met grote vreugde zonder het verleden te vergeten. Zij herinneren Jeruzalem zeer bewust. Deze bewustzijn hielp hen Jeruzalem terug te krijgen. Daarom zullen de Joden moeten blijven doen zoals Joseef en Binjomin dat deden:
Indien ik u vergete, o Jeruzalem, zo vergete mij mijn rechterhand
Tehilliem/Ps. 137:5
Mogen wij het verdienen om het onderwijs van Talmoed te zien, dat ” dat iedereen die om het verlies van Jeruzalem rouwt, Jeruzalem in zijn geluk zal zien en verdienen ” snel wordt vervuld, in onze dagen.