Het geweten in Joods perspectief
Geschreven door Dayan mr. drs. R. Evers
De meeste mensen ervaren het geweten als een innerlijke stem. Deze innerlijke stem beoordeelt alles wat wij doen en vormt een richtsnoer voor ons handelen. Maar wat is de oorsprong van die innerlijke stem? Lang geleden werd aangenomen dat deze innerlijke stem aangeboren is. Maar een andere opvatting is ook mogelijk. Goed voorbeeld, overtuiging, controle en straf zijn externe invloeden die ons motiveren goed gedrag te genereren. Het geweten is de stem van het goede in de menselijke geest, dat door een leerproces wordt geïnternaliseerd. De meest simpele volksvoorstellingen beelden het geweten af als een engeltje dat op onze schouder zit en ons af en toe in het oor fluistert.
Belangrijk instrument
Het geweten is in de opvoeding een belangrijk instrument omdat het negatieve oprispingen en driftmatige neigingen beheerst en in toom houdt. Anderen omschrijven het geweten als een ethische norm voor een praktische situatie. Deze ethische norm kan aangeleerd zijn of aangeboren. Het Jodendom ziet het geweten als een door G’d gegeven intern kompas. Het is een zacht stemmetje dat gecultiveerd en versterkt moet worden. Men gaat er nogal snel vanuit dat iedereen wel weet wat goed en kwaad is en dat er sprake is van een natuurlijke moraliteit in de mens. Filosofen hebben veel nadruk gelegd op de historische en culturele context van het geweten. Moderne stromingen bekijken het geweten nogal sceptisch. Een beroep op geweten wordt vaak als opportunistisch ervaren of blijkt te subjectivistisch.
Relatieve begrippen
Het Jodendom gaat ervan uit dat goed en kwaad relatieve begrippen zijn en alleen in contrastwerking goed tot hun recht komen. Pas door het kwade tegendeel krijgt het goede duidelijke contouren. Rav Nachman, de zoon van Rav Chisda (4e eeuw), vraagt zich af waarom de uitdrukking ‘en G’d schiep’ (Genesis 2:7) met twee letters joed wordt geschreven terwijl één joed had volstaan. Het antwoordt luidt dat G’d twee neigingen in de mens heeft geplant, de goede, Hemelse neiging en de aardse, materiële neiging (B.T. Berachot 61a). De goede en de kwade neigingen worden beschreven als een innerlijk spanningsveld binnen de menselijke persoonlijkheid. Het wordt meestal gevormd door de spanning tussen wat de mens wil en wat hij zichzelf toestaat. In feite is er sprake van een voortdurende interne strijd tussen goed en kwaad, ook al zijn wij ons daarvan niet altijd bewust. Het Talmoedisch begrip geweten is een dynamisch en geen statisch concept.
©Dayan Evers