Gioer overgang tot het Jodendom

Geschreven door Dayan mr. Drs. R. Evers

Het verhaal van Ruth – dat tijdens Sjavoe’ot centraal staat – is hèt voorbeeld van Gioer. Ruth, Naomi en Oved (Simeon Solomon, 1860)

Halverwege het boek Sjemot (Exodus 21:1- 24:18) wordt de gioer, de overgang van de Bnee Jisra’eel, de afstammelingen van Ja’akov en de meegetrokken Egyptische avonturiers tot het Jodendom besproken.

Geen missie of evangelisatie
Net zoals het vroeger mogelijk was om Joods te worden, is dat nog steeds het geval. Alleen moet men iemand die zich wil bekeren tot het Jodendom, in het begin weigeren en een beetje ‘wegduwen’. Meestal wordt een geer (proseliet) drie keer geweigerd. Wanneer hij volhardt, weet men zeker dat hij oprecht tot het Jodendom wil overgaan. We maken geen propaganda voor het Jodendom. Het Jodendom kent geen missie.

Het Beet Dien (Rabbinaal gerechtshof) onderzoekt of men werkelijk zuivere motieven heeft om Joods te worden. Over het algemeen worden alleen religieuze motieven geaccepteerd. Het kan natuurlijk voorkomen dat iemand Joods wil worden omdat hij/zij een Joodse partner heeft. Omdat de ervaring heeft geleerd dat er in dergelijke gevallen vaak geen diepgaande en blijvende interesse is, zijn de Rabbijnen extra op hun hoede.

Joods worden kan je alleen voor jezelf doen. Het gaat om een relatie tussen mens en G’d waar zeer zorgvuldig mee omgegaan moet worden. Daarom onderzoeken de betrokken Rabbijnen de antecedenten van de toekomstige “geer” en is men extra voorzichtig in gevallen waar er mogelijk sprake is van een toekomstige Joodse partner.

Hiernamaals ook voor anderen
Het weigeren gebeurt om verschillende redenen. Allereerst wordt hiermee de oprechtheid en het doorzettingsvermogen van de aanstaande geer getest. Tevens willen de Rabbijnen van het Hof hiermee duidelijk maken, dat het niet “nodig” is om Joods te worden. In tegenstelling tot andere geloven gaat het Jodendom niet uit van het axioma, dat de Olam haba (Toekomstige Wereld) exclusief voor de eigen geloofsgroep is. Ook niet-Joden hebben een plaats in Olam haba zolang zij zich houden aan de zeven wetten, die aan Noach gegeven zijn. Wanneer iemand die niet Joods is, overtuigd raakt van de waarheid van de Tora hoeft hij of zij dus niet over te gaan tot het Jodendom om volgens de Tora te leven. Alle volkeren op de aarde stammen af van Noach en voor hen gelden zeven mitsvot (geboden). Het Joodse volk stamt af van Noachs zoon Sjeem (Sem) en nam bij G-ds Openbaring op de berg Sinai (3321 jaar geleden) de Tora op zich, die bestaat uit 613 mitsvot. Toetreden tot het Jodendom is dus een hele verantwoordelijkheid en daarom weigeren Rabbijnen potentiële geriem (proselieten) met de boodschap dat zij beter een goede niet-Jood kunnen zijn dan het leven zo veel moeilijker te maken door Joods te willen worden.

“Heb de vreemdeling lief”
Nadat de kandidaat getest is en serieus lijkt, moet men hem of haar verder helpen. Het is een onderdeel van de mitsva om geriem lief te hebben. Zelfs iemand, die tijdens zijn niet-Joodse leven stevig ageerde tegen het Joodse volk maar later tot andere inzichten is gekomen, moeten we toelaten als proseliet bij gebleken ernst. Het bewijs hiervoor vinden we in de geschiedenis van generaal Nevoezaradan, die de eerste Tempel heeft verwoest en tienduizenden Joden heeft omgebracht. Toch werd hij aanvaard als geer. Eenmaal door deze eerste testronde heen gekomen, zal de betrokken Rabbijn de kandidaat wegwijs maken in het leerproces dat nu zal beginnen, eventueel helpen bij het vinden van iemand om mee te leren en regelmatig contact houden om het leerproces te begeleiden.

Geleidelijke inburgering
Hoewel een niet-Jood, zolang hij niet overgegaan is tot het Jodendom, alles mag doen en eten wat hij wil, is dit geen goede zaak. Hij moet zich langzamerhand gewennen aan het naleven en uitvoeren van de geboden. Het Sefer Chassidiem (690) is van mening dat het zeer onjuist is als hij treife (niet kosjer) blijft eten. Ook uit praktisch oogpunt is dit niet alleen aanbevelenswaardig maar ook noodzakelijk. De dagelijkse praktijk van het Joodse leven omvat zeer veel details, die men simpelweg alleen kan leren door ze te doen. Zo is het onmogelijk om de regels van Sjabbat in praktijk te brengen wanneer men Sjabbat niet eerst uitvoerig heeft “geoefend”. Zo lang men niet Joods is, is het immers ook niet erg als men fouten maakt, en van de fouten leert men nog het meest! Ook is het niet realistisch om te denken dat men wel kan beginnen met davvenen (bidden) als het eenmaal “zo ver is”. De dagelijkse routine van het davvenen (voor een man drie keer per dag) is niet iets dat men van de ene op de andere dag aanleert. Het kost nu eenmaal tijd om het Hebreeuwse schrift enigszins vlot te kunnen lezen om de dienst in de synagoge te kunnen volgen en zelf daaraan actief te kunnen deelnemen. Het nieuwe Joodse leven zal geheel anders zijn dan het leven dat de proseliet tot dan toe heeft geleid. Dit is een verandering, die tijd nodig heeft.

Accultureren
Gioer is een totale omschakeling en is naast een halachisch ook een sociaal proces. De geer wordt immers niet alleen lid van een nieuwe geloofsgroep maar van een volk. Als zodanig moet de proseliet dus ook “inburgeren” in de plaatselijke Joodse gemeenschap. Gioer kandidaten krijgen vaak een familie toegewezen (of kiezen er zelf een uit) bij wie ze regelmatig de Sjabbat en feestdagen doorbrengen om zo het Joodse leven van dichtbij mee te maken, “praktijkervaring” op te doen en te integreren in het Joodse leven en de plaatselijke gemeenschap.

Na een leer- en praktijkperiode, moet de geer verschijnen voor het Beet Dien (Rabbinaal gerechtshof, bestaande uit drie Rabbijnen). A-priori moeten de drie belangrijkste onderdelen van het Joods-worden, het aanvaarden van de mitsvot (ge- en verboden), de besnijdenis en het onderdompelen, in aanwezigheid van een Beet Dien gebeuren. Mannelijke kandidaten hebben voorafgaand aan de laatste ontmoeting met het Beet Dien al de Briet Mila gedaan.

De besnijdenis moet overdag gebeuren door een koosjere moheel (besnijder). Een plaatselijke verdoving is te prefereren boven een complete anesthesie. Hier moeten drie Rabbijnen of Rabbinale rechters bij aanwezig zijn. Het onderdompelen in het mikve is de laatste, beslissende fase bij het Joods worden. Nadat de wond van de besnijdenis genezen is, dompelt de kandidaat onder in het mikve, in aanwezigheid van de Rabbijnen (dames staan omhuld in een wijde, grote doek in het mikve vanwege de tsenioet, zedelijkheid). In het mikve spreekt de kandidaat een beracha (zegenspreuk) uit over het onderdompelen.

Achtergronden van het mikve
De reden voor de eerste twee aspecten van het Joods-worden, het accepteren van de mitsvot en voor mannen de besnijdenis, spreken voor zich. Maar het onderdompelen in het mikve (rituele bad) roept bij velen vragen op. Wat is de noodzaak van het onderdompelen en wat is de symboliek achter het mikve?

Het mikve speelt een zeer belangrijke rol in het Joodse geloof. Zo belangrijk zelfs dat wanneer een gemeenschap moet kiezen tussen het inrichten van een mikve en het bouwen van een synagoge, er gekozen moet worden voor het mikve. Belangrijke doeleinden van het rituele bad zijn onder andere de maandelijkse onderdompeling van de getrouwde vrouw, het onderdompelen door bruid en bruidegom voor hun huwelijk, door (Chassidische) mannen voor Sjabbat en Joodse feestdagen en door de gioer-kandidaat als laatste stap voordat hij/zij volwaardig lid wordt van het Joodse volk. In feite wordt de ontstaansgeschiedenis van het Joodse volk herhaald. Vlak voor de uittocht uit Egypte moesten de Joden zich besnijden, zich onderdompelen in reinigingswater, en een offer brengen.

Eetgerei
Zelfs wanneer nieuw bestek, pannen en borden in een Joodse gezin worden binnengebracht, moeten deze ‘getouveld’ worden. Dit is een soort bekering van het eetgerei want onze tafel is als een altaar. Alle vaatwerk moet geheiligd worden als de vaten uit de Tempel. Het Joodse huwelijk heet ‘kiddoesjien’ – heiligheid. Het vermogen om kinderen te scheppen is heilig, de voortplanting is gewijd, de huwelijkse daad is ingetogen en gericht op een hoger doel. De besnijdenis vindt plaats aan het voortplantingsorgaan. Pas na de besnijdenis van Avraham werd Jitschak geboren. Na de besnijdenis kunnen er nesjommes (zielen) naar beneden afdalen met een groter kedoesja gehalte. De Briet mila is de eerste stap op weg naar de verheffing van de mensheid uit zijn gevallen toestand. Door de Briet mila wordt de band met Gan Eden – ook Adam werd besneden geschapen – hersteld. Voor de vrouw geschiedt het herstel van de band met het Paradijs via het mikve.

Water uit Gan Eden
Het mikve bestaat uit regenwater en is spiritueel verbonden met de rivier, die uit Eden voortkwam, zoals in het Scheppingsverhaal wordt verteld nadat Adam en Eva uit het Paradijs waren verdreven. Al het stoffelijke heeft een spirituele tegenhanger. Het lichamelijke aspect van de mens gaat in het fysieke mikve maar onze nesjomme gaat in het spirituele mikve.

Water symboliseert de vloeibare toestand. Het verschil tussen vloeistof en vaste stof is verandering. Het mikve is aarde en water. Leven is een doorlopende combinatie van verandering en bestendigheid. Bestendigheid en behoud van identiteit staan tegenover doorlopende groei. De mens is stof en water, vaste vorm en verandering. Wanneer iemand het mikve ingaat, dompelt hij zich onder in het basisidee van verandering. Hij / zij `vernietigt’ even zijn / haar ego (onder water kan men niet leven). Dat is geestelijke reiniging, wedergeboorte. Niet alleen de onderdompeling voor de gioer, maar elke onderdompeling – voor welk doel dan ook – is dus een bekering.

Vlak voor de onderdompeling
Op het moment suprême – vlak voor het onderdompelen in het mikve – vraagt het Beet Dien de kandidaat nogmaals waarom hij Joods wil worden. ‘Weet u dan niet dat de Joden tegenwoordig erg vervolgd worden en veel lijden?’. De Rabbijnen laten de kandidaat weten hoe zwaar het uitvoeren van de mitsvot is. Eén van de redenen daarvan is dat men later geen klachten willen hebben over ‘het juk van het Jodendom’ in de trant van ‘hadden jullie mij niet eerder kunnen vertellen hoe moeilijk de Joodse praktijk is?’. Toch gaat men hier niet te lang op in. Vlak voor de onderdompeling vertelt men de kandidaat een aantal eenvoudige en een aantal zware mitsvot. Ook de straffen, die de Tora kent, worden medegedeeld: ‘Voordat u Joods wilde worden kon u treife eten zonder enig gevolg, kon u de Sja’atneez – een verboden vermenging van wol en linnen in de kleding – dragen en er gebeurde verder niks. Maar nadat u Joods bent geworden, is dat allemaal onmogelijk’. Ook het positieve van het Jodendom wordt benadrukt en de beloning voor het Joodse leven wordt aan de kandidaat bekend gemaakt.

Welke ritus, Sefardisch of Asjkenazisch?
Er bestaat een meningsverschil tussen de Chagamiem (Wijzen) of de nieuwe geer de beracha (zegenspreuk) Sjèhèchianoe zegt. Deze beracha wordt gezegd wanneer men iets voor het eerst doet en bij bepaalde jaarlijks terugkerende gelegenheden. Ook bestaat er twijfel over de vraag of men een dankmaaltijd moet maken. Maar verkeerd is dit zeker niet.

Wanneer men is uitgekomen, heeft men nog geen minhag (eigen ritus en gebruik). Ook al is men in een Asjkenazisch (Hoogduits) Beet Dien uitgekomen, kan men nog steeds een andere minhag uitkiezen. Wanneer men uitkomt op een plaats, waar slechts één minhag is, volgt men de plaatselijke minhag. Wanneer men uitkomt, moet men in principe de keuken en alle eetvoorwerpen kasjeren (kosjer maken) en touvelen (onderdompelen in het mikve).

Nieuwe naam
Wanneer de geer uit het mikve komt krijgt hij zijn nieuwe Joodse naam en geeft men hem een zegen, waarbij men hem vertelt, dat alles wat hem eerder werd gezegd om hem af te houden van de gioer alleen maar werd gezegd om hem te testen en zijn beloning te vergroten. Nu is het aan de geer om al het geleerde in praktijk te brengen en een Joods leven op te bouwen.

©Dayan mr. drs. R. Evers