Discussiëren over Israël: debat op Bijbelse gronden
Geschreven door Dayan mr. Drs. R. Evers
Klik hier voor een duidelijker beeld
In de discussie rond Israël worden we regelmatig geconfronteerd met mensen die het niet goed met ons of Israël voor hebben. De hevigste kritiek komt helaas vaak uit Joodse kring. Als Hayo Meyer Gaza vergelijkt met Auschwitz en de grensschermutselingen omschrijft als een Holocaust moet ik altijd denken aan een befaamd vers uit Vajikra (Leviticus 26:17): “En die u haten zullen over u heersen”. Rasjie geeft hier commentaar op: ”En heersen zullen de haters van u onder u. Dit wil zeggen dat Ik de echte haters uit uw midden, uit u en onder u, zal doen opstaan. Die zijn veel erger dan vreemde vijanden”.
In Tenach worden twee grote lijnen uitgezet. De strijd tegen de afgoderij en de belofte van het land aan het Joodse volk vormen de rode draden die door Tenach lopen. De belofte van Israël als land voor de afstammelingen van Avraham, Jitschak en Ja’akov, komt zeer regelmatig terug in Tenach. De grenzen van Israël worden zeven keer in de Tora aangegeven en zeven keer in Nach, de rest van de Bijbel.
Rovers zijn jullie
Reeds op de eerste pasoek (vers) in de Tora – `In het begin schiep G’d hemel en aarde’ – merkt Rasjie op: ”De Tora hoefde als wetboek niet eerder te beginnen dan met de mitsva (het gebod): ‘deze maand Nisan zal het begin van de maanden voor jullie zijn’ in Exodus, want dat is het eerste gebod dat aan de Joden gegeven werd. De Tora is immers meer een wetboek dan een geschiedenisboek. Maar om welke reden begint de Tora dan toch met de geschiedenis van de schepping tot de tijd van de Uittocht toen het Joodse volk de eerste voorschriften gegeven werden, iets wat in een wetboek overbodig is?
Omwille van Israël. Want als de volkeren van de wereld tot Israël mochten zeggen: rovers zijn jullie want jullie hebben de landen van de zeven volkeren veroverd, dan kunnen zij hun antwoorden: de gehele aarde is van G’d. Hij heeft haar geschapen en haar gegeven aan degene die Hem goed dunkte. Met Zijn wil gaf Hij het land Israël aan de zeven Kena’anitische volkeren. En met Zijn wil nam Hij het land Israël weer van hen weg en gaf Hij het aan ons”.
Rasjie wil niet aangeven dat het feit van bewoning automatisch impliceert dat men recht van bewoning heeft. Waar het Rasjie met name om gaat is dat de volkeren – tegenwoordig verenigd in de United Nations – zien dat er een speciale band bestaat tussen het Joodse volk en het land Israël. Deze speciale band ontbreekt bij andere volkeren. Er is geen enkele reden waarom Engelsen in Engeland moeten wonen of Fransen in Frankrijk. Het Joodse volk echter heeft een dusdanig sterke band met het Heilige Land dat zelfs tweeduizend jaar ballingschap en goles deze onverbrekelijke verbondenheid niet heeft aangetast.
Israël was woestenij
Toen het Joodse volk achttienhonderd jaar geleden verdween uit het Joodse land, veranderde het in een woestenij. Het werd nooit meer een zelfstandige staat. Het bleef altijd slechts een provincieplaats van een ander rijk. Reisverslagen van pastores en dominees uit de 19e eeuw schetsen hoe woest, leeg en ongecultiveerd het land was. Pas toen de Joden terugkeerden aan het eind van de 19e eeuw werd het land weer bewerkt en bewoond.
Eeuwige haat
Na de verkoop van het eerstgeboorterecht aan Ja’akov voor veel geld kreeg Esau spijt. Hij verwijt Ja’akov list en bedrog. Maar de Tora getuigt zelf dat Esau het gerecht van linzen – dat slechts een businessmaaltijd was – “opat en goede wijn dronk, opstond en heenging. Zo versmaadde Esau het eerstgeboorterecht”.
Naar aanleiding van deze episode stellen onze Geleerden, dat er een bekende halacha (levensregel) bestaat, die stelt dat Esau een eeuwige haat koestert tegen het Joodse volk. Wie Esau precies als nazaten heeft nagelaten is niet duidelijk. Sommigen stellen dat het Westen de erfopvolgers zijn van Esau. Anderen menen dat het erfgoed van Esau gedeeltelijk ook overgegaan is op de islamieten. Sinds de Openbaring op de berg Sinai is het alleen nog maar erger geworden. “Waarom heet de plaats waar de Tora gegeven werd Sinai? Omdat daar kinnesinne afdaalde in de wereld”. Sinai komt van het woord sina – haat. Sinds de wetgeving en uitverkiezing op de berg Sinai is er een grote spanning tussen Israël en de volkeren. Dit vertaalt zich tegenwoordig in selectieve aandacht voor alle `misdaden’ van de kleine Joodse staat, waarbij verdraaiing van feiten, geschiedvervalsing, roddel, achterklap, valse beschuldigingen en vele andere negatieve uitingen richting de kleine Joodse staat niet geschuwd worden. Ik neem u mee naar een aantal voorbeelden uit de recente geschiedenis.
`Bezetter’
In de media verschijnt Israël altijd als de bezetter van Judea en Samaria (het is opvallend dat Judea en Samaria tegenwoordig de Westbank [FAQ-online: scroll naar de laatste alinea] worden genoemd. Judea klonk namelijk te Joods. Judea betekent: Joods land maar om de associatie met het Joodse volk te verbreken spreken we tegenwoordig van de Westbank [FAQ-online: link = helder filmpje met uitleg). Er wordt net gedaan alsof Israël de gebieden bezet houdt. De internationale, juridische realiteit is echter is dat Judea en Samaria veroverd werden in een verdedigingsoorlog. Tot 1967 was Jordanië de onrechtmatige bezitter van Judea en Samaria. Judea en Samaria werden veroverd in de agressie-oorlog van 1948-1949. Op 1 april 1949 werd het aangekondigd en op 24 april 1950 heeft Jordanië Judea en Samaria formeel ingelijfd (alleen door Groot-Brittannië en Pakistan werd deze eenzijdige annexatie erkend).
Na de zes-daagse oorlog nam Israël Judea en Samaria in een verdedigingsoorlog in. In 1988 deed Jordanië afstand van Judea en Samaria. Omdat Israël toen de feitelijke machthebber was, vervielen alle rechten aan Israël. Volgens het internationale recht zijn Judea en Samaria unallocated territory: “land dat niet toegewezen is aan een soevereine staat”. In de resolutie 242 van november 1967 staan alle ingrediënten hoe men moet omgaan met land dat niet toegewezen is aan een soevereine staat. In resolutie 242 worden veilige grenzen vóór en erkenning van Israël geëist. Er wordt altijd geclaimd ‘dat Israël 242 schendt’. Maar tot op heden dreigt de Arabische wereld, dan weer eens bij monde van Iran en dan weer eens bij monde van Hamas – maar ook door officiële vertegenwoordigers van de PLO (Fatah), dat Israël vernietigd moet worden. ‘De bezette gebieden’ bestaan niet. Maximaal kan men stellen dat Israël deze gebieden beheert.
Delingsresolutie
Vaak wordt gesteld dat de delingsresolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde naties in 1947, de staat Israël heeft geschapen. Dat is onjuist: juridisch gezien was het alleen een voorstel van de Algemene Vergadering van de Volkerenbond en niet van de Veiligheidsraad. Bovendien bevatte dit geen erkenning van de Joodse staat. Op 14 mei 1948 besloot de Israëlische regering onder leiding van Ben Goerion in een unilaterale beslissing van de Joodse vertegenwoordiging in Israël, de staat op te richten. Noch de Arabische landen, noch de Palestijnen, hebben deze delingsresolutie overigens ooit erkend of aanvaard.
Politiek orgaan met automatische anti-Israël stemverhouding
Israël wordt extreem veel aangevallen vanuit de VN. De meeste resoluties gaan over het ‘wangedrag’ van Israël. Laten we niet vergeten dat de VN slechts een politiek en geen juridisch orgaan is. Wat daar beslist wordt is geen recht. De VN wordt overheerst door niet-westerse staten. Er is een automatische, anti-Israëlische stemverhouding. De VN maakte het helemaal bont in een recente veroordeling. De Commissie van Mensenrechten in Genève beschuldigde Israël – onder het voorzitterschap van Libië (sic!) – van het schenden van vrouwenrechten. Dit is werkelijk de omgekeerde wereld. Wanneer een land, waar een vrouw niet eens alleen over straat mag, Israël veroordeelt voor het schenden van de vrouwenrechten, is er sprake van een karikatuur van recht en politiek. Tegen Arabische staten werd hiervoor nooit een resolutie ingediend. Men kan van de staat Israël niet verlangen dat ze tegen haar eigen belang in handelt, omdat anderen dit willen.
Een voorbeeld van indieners van een resolutie tegen Israël tijdens de tiende speciale noodtoestandzitting, agendapunt 5: `de illegale Israëlische acties in bezet Oost Jerusalem en de rest van de bezette Palestijnse gebieden’, ingediend door Algerije, Bahrein, Bangla Desh, Belize, Brunei, Dar es Salam, Comoren, Cuba, Djibutti, Egypte, Guinée, Indonesië, Irak, Jordanië, Koeweit, Libanon, Libische en Arabische Djamariyia, Maleisië, Mauretanië, Marokko, Namibië, Oman, Pakistan, Saoedi- Arabië, Senegal, Somalië, Zuid-Afrika, Soedan, Syrische en Arabische republiek, Tunesië, Verenigde Arabische Emiraten, Jemen en Palestina, etc.
En u bent nog verbaasd dat Israël het weer fout doet?
Niet-afdwingbare resoluties
Het handvest van de Verenigde Staten stelt dat de resoluties van de Algemene Vergadering niet automatisch afdwingbaar zijn. Het zijn nooit meer dan voorstellen. Ook het Internationale Gerechtshof in Den Haag is niet specifiek een juridisch orgaan. Rechters worden voorgedragen vanuit dictatoriale staten. Ik vind het onaanvaardbaar dat Israël wordt veroordeeld door rechters uit staten die het woord ‘mensenrechten’ nog niet eens kunnen spellen. De enige democratische rechtsstaat in het Midden Oosten wordt aan de tand gevoeld door niet-rechtsstaten.
De resoluties van de Verenigde Naties moeten verdeeld worden in resoluties van de Algemene Vergadering, die nooit meer dan aanbevelingen of veroordelingen zijn, maar niet meer behelzen dan een morele uitspraak, ingegeven door politieke motieven. De resoluties van de Veiligheidsraad kennen verschillende hoofdstukken. Sommige hoofdstukken zijn wel bindend en andere niet. Er bestaat een groot verschil tussen hoofdstuk 6-resoluties en resoluties op grond van hoofdstuk 7. Alle resoluties tegen Israël zijn gebaseerd op hoofdstuk 6. Dit zijn nooit meer dan ‘pacific settlements of disputes’, pogingen tot vreedzame oplossing van conflicten. Alle resoluties tegen Israël komen er op neer dat Israël wordt opgeroepen om een conflict op te lossen door overeenstemming tussen partijen in kwestie. Deze hoofdstuk 6-resoluties kunnen niet getroffen worden door sancties. Resoluties van de Veiligheidsraad, onder de vigeur van hoofdstuk 7, zoals die tegen Irak en Iran zijn uitgeroepen over nucleaire verrijkingsplannen zijn wel afdwingbaar.
De rekening van de Sjoa
Een veel gehoord argument is dat de Palestijnen nu de rekening voor de Sjoa (Holocaust) betalen. Dit is onjuist. De Arabieren waren al lang bezig met hun eigen ‘Endlösung’. Men wilde in Noord Afrika en Israël gaskamers bouwen. De plannen om Joden daar naar de gaskamers te brengen lagen al klaar. De groot-moefti van Jerusalem, Al-Husseini, de oom van Jasser Arafat, had al vanaf 1920 pogroms georganiseerd tegen Joodse burgers. In 1929 escaleerde dat in Hebron en ook in 1936 en 1939 waren er georganiseerde vervolgingen. De moefti woonde in nazi-Duitsland in hotel Adler in Berlijn en had een villa in Zehlendorf. Tijdens de oorlogsjaren bezocht hij verscheidene concentratiekampen om te zien hoe Hitler bezig was het Joodse vraagstuk op te lossen. Husseini moedigde Hitler aan om de genocide uit te breiden naar de Joden in het Midden Oosten. De groot-moefti stond op de loonlijst van de SS: ”Duitsland voert strijd met het Wereldjodendom, de hoofdvijand van de Islam. De vijand van mijn vriend is mijn vijand”.
De moslimlegioenen van de moefti namen deel aan de massamoorden op duizenden Servische verzetsstrijders, Joden en zigeuners. Zelfs de Duitse officieren, die de meest afschuwelijke moorden gewend waren, waren geschokt door de wreedheid van de islamitische SS-ers. Ze sneden de harten van de tegenstanders uit het lichaam. In maart 1944 riep de moefti zijn aanhangers op via de radio vanuit Berlijn: “Arabieren, sta op als één man en vecht voor jullie heilige rechten. Dood de Joden waar je ze ook maar vinden kunt. Dit behaagt onze god (Allah), de geschiedenis en de godsdienst”. Al-Husseini heeft twee treinen met kinderen die geruild zouden worden voor Duitse krijgsgevangenen, op eigen gezag naar Treblinka laten omleiden. Hitler verzekerde de moefti dat hij de strijd zou voortzetten tot de laatste resten van de Joods-communistische hegemonie in Europa verdwenen zou zijn.
Het moge ons niet verbazen dat artikel 7 van Hamas luidt: ”Hamas heeft er naar verlangd Allah’s belofte ten uitvoer te brengen, hoeveel tijd dat ook kost. Mohammed zei: de dag des oordeels zal niet komen totdat de Joden zich achter rotsen en bomen verstoppen. Die zullen zeggen: o moslims, achter mij zit een Jood. Kom hier en dood hem”. De Palestijnse autoriteiten schenden systematisch de rechten van christenen (10 jaar geleden waren en nog 15% Christenen in de Palestijnse gebieden; nu nog maar 1,5%) en vrouwen. Onder Palestijns gezag zijn Joden geen onderdanen.
De uitspraken van Onze Wijzen over de houding van de `volkeren’ zijn – helaas – nog even actueel als 2000 jaar geleden.
©Dayan mr. drs. R. Evers