De Jood kent zijn plaats niet meer
Niet te rijmen
Nog altijd worden deze historische feiten niet geaccepteerd door moslimpolitici. De politieke ontwikkelingen in het Midden-Oosten sinds 1948, waarin de Jood zegevierde en viert, zijn moeilijk te rijmen met het heersende beeld van de Jood, die in de literatuur van de islam door de eeuwen heen weliswaar als vijand, als lafaard, als opschepper en zelfs als hoer was afgeschilderd, maar die op geen enkele wijze een bedreiging had gevormd voor de islam. Maar daar verscheen de zionistische Jood in het Midden-Oosten. Hij wilde als lid van het Joodse volk een staat oprichten en riep die, geïnspireerd door een nationalistische ideologie, in 1948 ook uit.
De zionistische Jood behaalde in de onafhankelijkheidsoorlog een militaire overwinning op zijn eeuwenoude beschermheren en meesters, die vergeleken bij hoe Joden in het christelijke Europa werden behandeld tolerant te noemen waren. Deze gebeurtenissen konden bij de moslims in het Midden-Oosten alleen maar diepe gevoelens van wrok oproepen.
Nog meer annexaties
De Israëlische historicus Robert Wistrich schrijft: „De moslims in het Midden-Oosten hebben het als een niet te verdragen krenking van hun trots ervaren, dat een volk van dhimmi’s, dat eeuwen lang aan de islamitische autoriteit was onderworpen, erin slaagde in het hart van de Arabische wereld een soevereine staat op te richten. Daarom voerden de Arabische landen in 1948 de eerste heilige oorlog om de oprichting van de staat Israël te verhinderen. De krenking van hun gevoelens van trots werd nog versterkt omdat zij niet alleen deze oorlog verloren en vervolgens nog vier keer tevergeefs tegen de Israëliërs ten strijde trokken, maar ook omdat als gevolg van deze oorlogen de staat Israël nog meer gebieden van Palestina kon annexeren.”
De realisering van het zionistisch project, voor de Tweede Wereldoorlog door de meerderheid van de Joden in Europa als utopisch beschouwd, stelde de Joden in het hele Midden-Oosten in staat om de ‘dhimmi-status’ (juridisch beschermd maar wel burgers tweede klas) vér achter zich te laten en hun onafhankelijkheid te bekrachtigen.
De Arabische moslims, een trotse en dominante groep mensen, waren diep geschokt, enkel en alleen door het feit dat die beschermde minderheid van Joden in het Midden-Oosten niet langer haar status wilde accepteren onder de neerbuigende, semi-verachtende, semi-tolerante blik van haar overheersers.
De moslims verwijten de Joden dat zij niet meer willen weten wat hun plaats is binnen de islamitische wereld. De onverwachte metamorfose van de verachtelijke, machteloze, vernederde en onderworpen Jood in een zionist die militaire overwinningen behaalt en daarom als een bedreiging voor de samenleving van moslims wordt ervaren, heeft een theologische, sociologische, economische en politieke breuk in de eeuwenoude traditie van de islam veroorzaakt. En die kan niet worden getolereerd.
Dit beeld van de zionistische Jood wordt dagelijks gevoed door gevoelens van diepe verontwaardiging en woede over de roof, de plundering, de bezetting van het Arabische Heilige Land (Palestina) door Israël. De metamorfose van de Jood in een zionist wordt tot op de dag van vandaag in de Arabische wereld ervaren als een onophoudelijke provocatie en een schandaal, omdat zij de superioriteit van de islam in twijfel trekt.
Op 25 april 1972, de verjaardag van de profeet Mohammed, reageerde wijlen president Sadat van Egypte met stomme verbazing op de wanorde die de Israëliërs in het Midden-Oosten hadden aangericht. „Wij zullen niet alleen ons land bevrijden, maar wij zullen ook die Israëlische verwaandheid uitroeien, zodat de Joden weer terugkeren naar de status die zij vroeger in het Midden-Oosten onder ons hadden. Want ons boek, de Koran, geeft die status duidelijk aan: ‘Hun bestemming is dat zij leven in vernedering en ellende.'”
Er is maar één acceptabele oplossing mogelijk: de Joden moeten hun oude, traditionele status, een status van bescherming én vernedering, weer innemen. De toestand van wanorde die de zionisten hebben geschapen, wordt door moslims gezien als ‘een verontreiniging’, ‘een bezoedeling’, ‘een besmetting’ van de hele islamitische samenleving in het Midden-Oosten. De nieuwe situatie is gevaarlijk, omdat niets meer op zijn plaats staat en de ‘verontreiniging’ besmettelijk is: de zionisten zullen steeds meer land annexeren.
Wankelende kosmos
Ahmed Ben Bella, die de eerste president was van het onafhankelijke Algerije, zei in een interview: „De Arabieren zullen de zionistische entiteit nooit accepteren. Het Arabische volk, het Arabisch genie zal de zionistische staat nooit kunnen tolereren. Als wij de zionist zouden accepteren, zou dat impliceren dat wij ook de niet-Arabier aanvaarden. Wij zullen dit vreemde lichaam in onze regio altijd willen verwijderen. Israël is echt een kankergezwel dat in de Arabische wereld is uitgezaaid. Wat wij willen, wij de overige Arabieren, is dat wij er (in Palestina) gewoon willen zijn. Welnu, wij kunnen er (in Palestina) niet zijn, als de anderen (in casu de zionisten) er ook zijn. Als de Joden tevreden willen zijn met hun vroegere onderworpen status, dan zullen wij hen niet in de zee drijven.”
Dergelijke reacties van Arabische moslims herinneren ons aan de situatie in India, waar de opstand van vertegenwoordigers van een inferieure kaste wordt ervaren als zo’n radicale inbreuk op de structuur van de maatschappij, dat de hele kosmos gaat wankelen.
Tot op de dag van vandaag reageren Arabische (islamitische) staatshoofden, politici, imams, professoren van universiteiten en journalisten in Egypte, Jordanië, Syrië, Saoedi-Arabië, in de Gazastrook, op de Westoever en in de Libanon, hierop met diepe verontwaardiging en woede-uitbarstingen.
De rollen zijn omgekeerd: nadat moslims in het Midden-Oosten meer dan twaalf eeuwen over machteloze en vernederde Joden hebben geheerst, heersen nu die machteloze en verachtelijke Joden (zeker in de bezette gebieden maar eigenlijk in het hele Midden-Oosten) over de moslims. Moslims zijn diep geschokt in hun religieuze overtuiging. Ze raken gefrustreerd en getraumatiseerd.
Hier ligt ook de diepste verklaring voor het feit dat in Egypte en Jordanië na het vredesverdrag met Israël de haatcampagne tegen de staat Israël niet afnam maar escaleerde. Dat de Palestijnen nooit met een vredesinitiatief zijn gekomen. Dat álle initiatieven van Israël, de Verenigde Staten, de Verenigde Naties, en van de Europese Unie en Rusland (de Oslo-akkoorden, de Road Map en het Genève Akkoord) om een vredesproces in gang te zetten, op niets zijn uitgelopen. Dat in de afgelopen maanden oktober en november álle ministers van de Hamas-regering voor de zoveelste keer sinds maart 2006 klip en klaar in hun toespraken lieten horen dat hun regering Israël nóóit zal erkennen. En dat ten slotte president Mahmoud Abbas de ministers van het te formeren eenheidskabinet van technocraten niet zal vragen dat zij de staat Israël erkennen.
Een andere factor die de verhouding tussen Joden en moslims problematiseert is de kwestie van het grondbezit. Bernard Lewis zei enkele jaren geleden: „Geen enkele moslim zal ooit definitief afstand doen van grondgebied dat ooit werd toegevoegd aan het rijk van de islam.” Waarom?
In 628 sloot Mohammed het eerste verdrag (‘dhimma’ genoemd) met de Joden van Khaybar in Medina. Mohammed zou bij de verovering van de stad hebben gezegd: „Het land behoort aan Allah en aan zijn gezondene!” Na de dood van Mohammed werden op drie continenten (Azië, Afrika en Europa) veroveringsoorlogen gevoerd en werden gigantische gebieden geannexeerd, gearabiseerd, geïslamiseerd, ja gekoloniseerd. De islam was de grootste koloniale mogendheid uit de geschiedenis van de mensheid, een kolonisatie die zich in twee golven ontrolde. Eerst werden tussen 640 en 750 alle landen rondom de Middellandse Zee gekoloniseerd (Palestina in 638). Vervolgens waren tussen 1021 en 1689 de Turken oppermachtig.
Het is een politiek en juridisch dogma, geworteld in de islamitische theologie, dat het geannexeerde land mag worden onteigend en dat de overwonnenen het eigendom worden van de overwinnaars. Het zijn immers rechten die Allah zelf aan de moslims heeft geschonken.
Talrijk zijn de juridische teksten die deze stelling adstrueren. Om een voorbeeld te geven: „Palestina wordt fai genoemd, omdat Allah dit land in 638 van de ongelovige Joden heeft afgenomen en aan de moslims heeft gerestitueerd. In principe heeft Allah dit land geschapen, opdat de gelovigen hem ermee zouden dienen. Welnu, de ongelovigen (de Joden), dienen Allah niet in Palestina, en daarom gaf hij het aan de gelovige moslims.”
Onvervreemdbaar eigendom
De vier grote juridische scholen (die van de hanafieten, de malikieten, de sjafi’ieten en de hanbalieten) werkten bovengenoemde uitlating van Mohammed (‘Het land behoort aan Allah en zijn gezondene’) allemaal uitvoerig uit. Zij ontwikkelden allemaal de these van de bijna onfeilbare oemma, de wereldwijde moslimgemeenschap. Zij gaan daarbij uit van Koran 3, 106: „Gij zijt geworden de beste gemeente, die voortgebracht werd ten bate van de mensen, doordat gij aanspoort tot het behoorlijke en afweert van het verwerpelijke, en gij aan God gelooft.”
Het is een communis opinio in het Midden-Oosten, waar de oemma bijna als dogma is aangenomen, dat Palestina sinds 638 het onvervreemdbare eigendom is van de wereldwijde moslimgemeenschap. Als het voeren van de djihad volgens de heilige teksten de vervulling op aarde is van de heilige wil van Allah, dan is het de start van een onomkeerbaar proces van arabisering en islamisering van landen die door de islam werden gekoloniseerd, in het bijzonder het land Palestina.
Dit heeft tot gevolg dat elke ommekeer van de djihad – als het onderworpen volk, in concreto het Joodse volk, het nationale territorium herovert, zoals gebeurde in 1948 toen de staat Israël werd gesticht – het plegen van heiligschennis is, een vergrijp aan de heiligheid van Allah, en een krenking van de heilige wil van Allah. Dan wordt Allah genegeerd, bespot, beschimpt en gehoond, omdat overeenkomstig diens heilige wil en heilige wetten de Arabisch-islamitische volkeren superieur zijn aan het inferieure Joodse volk.
Een natie zonder land
De verovering van Palestina, het thuisland van het Joodse volk, dat in 638 door de djihad een Arabische kolonie werd, veroordeelde het Joodse volk om voor altijd een natie zonder land te zijn. Het Joodse volk had toen de keuze om bedreigd met uitroeiing in ballingschap te vluchten, óf in het thuisland Palestina te blijven, en daar in ellende en vernedering te leven, overgeleverd aan de willekeur van de islamitische heersers. De onderworpen natie van het Joodse volk, beroofd van zijn politieke rechten, werd tot volkomen machteloosheid gedoemd. Zijn taal en cultuur, zijn normen en waarden werden vervangen door de Arabische metropolis. In de steden kwam een Arabische bevolking, de nationale identiteit van het Joodse volk werd radicaal uitgeroeid. Van het Joodse volk bleef slechts een getolereerde religie over. Het zou nooit meer aanspraak kunnen doen op islamitisch grondgebied.
Wat is de kern van het probleem? In september van dit jaar zei de Franse filosoof Bernard-Henri Lévy, dé grote pleitbezorger van vrijheid en menselijke waardigheid, in Amsterdam: „De islamitische wereld heeft een aggiornamento nodig, een omwenteling. En het is waar dat die omwenteling er alleen komt als de islamitische teksten werkelijk kritisch worden gelezen, als dogma’s ter discussie worden gesteld. Dit is de kern van het probleem: óf de Koran blijft onaantastbaar en we koersen af op een catastrofe, óf we accepteren het idee dat een tekst alleen leeft bij de gratie van het commentaar, door constante herziening. Pas dan zal een nieuwe tijd voor de islam aanbreken.”
Prof. dr. J.G.B. Jansen is theoloog, hictoricus en kenner van het antisemitisme. Hij is verbonden aan het Simon Wiesenthal Instituut in Brussel. Dit jaar verscheen zijn boek ‘Van jodenhaat naar zelfmoordterrorisme’ (Jongbloed, Heerenveen, 1047 blz., ISBN 9058296229).
Bron: De verdieping / Letter -geest, Trouw 18 december 2006