De gretigheid van het afwijzen van de koosjere slacht
Stierengevechten
Even illustratief voor de laakbare omgang met wetenschappelijke onderzoeksresultaten in het Kamerdebat, is het verzoek van Dion Graus om, naar aanleiding van een door de SGP ingebracht Frans onderzoeksrapport, ‘ons te baseren op de rapporten van de Nederlandse wetenschappers en niet plotseling te komen met een Frans rapport. In Frankrijk vinden nog steeds stierengevechten plaats. Laten we ons niet baseren op Braziliaanse rapporten waar dieren het ontzettend slecht hebben en waar ze iedere dag mishandeld en gemarteld worden. Ook in Frankrijk loopt men decennia achter.’
Graus meent dat het gegeven dat er in een land stierengevechten gehouden worden, iets zegt over het niveau van wetenschappelijk onderzoek dat daar wordt verricht. Dat is zorgwekkend.
Gegoochel
De PVV-er begrijpt niet dat een onderzoek van Wageningen UR uit 2008, dat op verzoek van het toenmalige ministerie van LNV werd gehouden en waar Thieme gretig mee zwaait, een magere literatuurstudie is op basis van voornamelijk buitenlandse onderzoeksverslagen.
Het gegoochel met wetenschappelijk onderzoek is tekenend voor het debat over ritueel slachten, dat sinds de negentiende eeuw wordt gevoerd. De in die periode in diverse Europese landen ontstane dierenbeschermingsbeweging, was gericht op de beschaving van mensen.
Wie zachtheid ten opzichte van dieren aanleerde, zou de samenleving humaner maken. Wie geen humaniteit ten opzichte van dieren betoonde, werd als een belemmering voor de ‘morele evolutie’ en een gevaar voor de samenleving beschouwd.
Humaniteit
Dit humanitair-idealistisch ideaal leidde tot felle kritiek op eeuwenoude praktijken, die de ‘toets der humaniteit’ niet langer konden doorstaan, zoals de joodse rituele slacht.
Totalitair denken met een sausje van wetenschap, dierenliefde en humaniteit
Met verwijzing naar de wetenschap werd niet alleen deze slachtmethode maar ook het jodendom en de daaraan verbonden mensen als inhumaan gediskwalificeerd.
In 1886 diende het Verband der Tierschutzvereine des Deutschen Reiches een petitie in bij de Reichstag waarin een verbod op onverdoofd slachten werd gevraagd en de shechita wreed en onhygiënisch genoemd. De dierenbeschermers stelden dat zelfs religieuze opvattingen niet onveranderlijk waren en moesten voldoen aan de voortschrijdende standaarden van humaniteit.
Thieme zegt vergelijkbare dingen en wil in feite de door haar gewenste veranderingen wettelijk afdwingen.
2000 brieven
Duitse Joden schreven zo’n 2000 brieven aan de Reichstag waarin werd betoogd dat shechita een eeuwenoud gebruik was, ontworpen om het lijden van slachtdieren te voorkomen. De religieuze voorschriften waarborgden zorg voor het slachtproces, goede werktuigen en een hygiëne.
Men verwees naar Die rituale Schlachtfrage oder ist das Schächten Thierquälerei (1867) van rabbijn Meyer Kayserling, die schreef dat vragen omtrent eetgewoonten geen invloed zouden moeten hebben op de manier waarop het burgerschap van Joden werd beoordeeld. Alleen religieuze vrijheid was werkelijke humaniteit.
Kayserling had goed begrepen dat het humanitair-idealistisch vertoog steeds dwingender werd en gelardeerd was met anti-joodse opvattingen. Dit wil niet zeggen dat de protesten tegen de rituele slacht per definitie anti-joods waren, maar via een keten van associaties speelden deze zaken wel een rol. Dat bleef zo. In Duitsland werd een maand nadat Hitler aan de macht kwam, het ritueel slachten verboden. Nederland volgde in juli 1940.
Bloedoffers
In ons land had eenzelfde soort debat plaatsgevonden als in Duitsland. Ook hier werd dit debat uiteindelijk onverhuld anti-joods. Illustratief zijn de tijdens de Bezetting gepubliceerde geschriften Tegen ritueel slachten van W. H. Boomgaard en Het Joodsche slachten de achtergrond van bloedige Joodsche gebruiken van de dierenarts G. A. M. de Monyé.
De Monyé koppelde zijn beschouwing over ritueel slachten aan een verhandeling over joden, die de neiging tot zwerven en het brengen van bloedoffers zouden hebben. De besnijdenis van jongetjes werd uitgebreid beschreven, evenals de gevaren van het joodse bolsjewisme.
Boomgaard stelde dat ritueel slachten door joden gelijk stond aan het doodmartelen van een dier, een stelling die Graus in het hedendaagse debat voor zijn rekening neemt en wetenschappelijk aangetoond acht.
Het jodendom was volgens Boomgaard een religie, die martelen als rite had. Pas als joden het dier zouden verdoven voor de slacht, zouden ze laten zien dat ze mensen waren.
Heil
Boomgaard stelde dat het rituele slachten niet werkelijk deel uitmaakte van de joodse religie omdat christenen het anders ook zouden doen. Nergens was vermeld dat het dier niet verdoofd mocht worden. Het gaf dan ook te denken dat joden hieraan vasthielden en de Nederlandse staat hun martelingen legitimeerde.
Over het verbod op ritueel slachten zei Boomgaard: ‘Namens DIERENVRIENDEN en ANDEREN zeggen wij DANK voor deze Verordening en brengen HULDE aan Dr. SEYS-INQUART! HEIL den Führer’.
Na de Bezetting pleitten dierenbeschermers, o zo humaan ten opzichte van het handjevol overgebleven joden, voor een handhaving van het verbod op ritueel slachten. Vandaag wordt er weer voor invoering van zo’n verbod gepleit.
Onjuist
Het is niet de bedoeling louter op grond van deze voorgeschiedenis dit actuele debat af te wijzen. Maar het geeft te denken dat van al het dierenleed door menselijke consumptie dat Thieme en Graus ongetwijfeld kunnen bedenken men zich nu richt op de rituele slacht met een wetsvoorstel dat vooral een inperking van de godsdienstvrijheid van joden inhoudt.
In 2005 schreef Thieme met Rudy Kousbroek een pleidooi voor een verbod op ritueel slachten waarin gesteld werd dat de joodse rituele slacht zo mogelijk nog meer leed veroorzaakt en voor het dier een langdurige en ondragelijke ervaring is omdat de slager geen druk op het mes mag uitoefenen. Dat is aantoonbaar onjuist.
Grandin constateert dat bij de koosjere slacht een langer mes wordt gebruikt wat gunstig is voor het dier en dat de joodse slachters vaak een betere en langere opleiding hebben gehad dan islamitische slachters.
Duister verleden
De gretigheid van het afwijzen van de koosjere slacht, is de echo van een duister verleden waarin de godsdienstvrijheid en menselijkheid van joden ter discussie werd gesteld.
VVD-kandidaat voor de Tweede Kamer Johan Pieter Verwey ziet het verbod op ritueel slachten als een gunstige eerste stap naar de ontmanteling van de vrijheid van godsdienst. ‘De eerste stap is gezet als er een einde komt aan het recht op legaal dieren mishandelen, ofwel ritueel slachten. De volgende stap zou een verbod op kinderbesnijdenis moeten zijn.’
Totalitair denken opgediend met een sausje van wetenschap, dierenliefde en humaniteit. Daar hoeven niet alleen joden voor te vrezen.
Bron: De Volkskrant via het NIK