De fout van de Verspieders: schijn en wezen
Geschreven door Dayan mr. Drs. R. Evers
Lees ook: De verspieders: onzekerheid, hebzucht en bedrijfsmoraal
De verspieders zagen alleen de negatieve kanten van het land Israël. Ze zagen reuzen en werden bang. Ze schouwden niet door de oppervlakte van het wezen van de dingen heen. Om dit goed te begrijpen, moeten we terug naar het ontstaansproces van de wereld. De volmaakte oertoestand in het Paradijs werd door de zondeval van Adam verstoord. Op allerlei niveaus delen Kabbalistische werken de Schepping in in een rechterzijde en een linkerzijde.
Rechts en links
Aan de rechterkant stelt de Kabbala de kern van de dingen, het wezen van de fenomenen. De linkerkant symboliseert de materiële vorm, waarin de Hemelse krachten zich in hun aardse omhulling aan ons openbaren. De Boom des Levens, de Eets Hacha’iem, neemt de rechterplaats in en de Eets haDa’at, de Boom van kennis van goed en kwaad, wordt links voorgesteld. Ondergronds zijn beide bomen harmonisch met elkaar verstrengeld. De Eets Hacha’iem stelt het G’ddelijke en goede achtergrond van deze wereld voor, terwijl de Boom van kennis en goed en kwaad onze fysieke realiteit symboliseert. In het fysieke bestaat een ongelooflijke veelheid van dingen, die de Essentie van de wereld versluiert en verduistert.
Essentie versus uiterlijke vorm
Wanneer de band tussen beide bomen verbroken wordt, krijgen we de indruk dat de materiële werkelijkheid om ons heen de enige bestaande realiteit is. Juist in onze tijd is deze tegenstelling tussen diepere achtergrond en uiterlijke vorm, tussen vorm en essentie bijzonder actueel en heeft iedereen last van de gebrokenheid met de wereld om ons heen, waardoor wij niet in staat zijn om de werkelijkheid achter de schijnrealiteit te ontwaren.
Door de breuk tussen vorm en wezen, werd de harmonie met het G’ddelijke in de wereld verbroken zodat wij sterfelijk werden. In eerste instantie was de mens een lichtwezen, een bundel lichtenergie, een wezen dat overal doorheen kon kijken. Or (licht) wordt gespeld als alef-waw-reesj en heeft als eerste letter een alef, het getal één, dat de Enige van de wereld, G’d, symboliseert. Later maakte G’d voor de mensen kleren van huid (ook `or’ maar nu met als eerste letter een ajin, in getallenwaarde 70; vgl. Bereesjiet 3:21). Licht en huid klinken in het Hebreeuws hetzelfde (beide heten ‘or’) maar het woord huid of vel wordt gespeld met een ajin (een huid of vel is in het Hebreeuws ajin-waw-reesj). Adam was licht voor zijn zondeval en werd nu een huid, een mens van vlees en bloed. Oorspronkelijk waren wij geestelijke essenties, die in hogere werelden opereerden. Maar door de zondeval verloren wij onze geestelijke uitstraling en vervielen we tot een lagere vorm van energie, het aardse lichaam in zijn fysieke vorm. Hierdoor hebben wij het contact met onze G’ddelijke oorsprong verloren. Or in de zin van huid kan ook anders gelezen worden in het Hebreeuws en dan wordt het iweer, blind. We zijn totaal ongevoelig geworden voor alle spiritualiteit om ons heen, volledig ongevoelig voor de G’ddelijke krachten, die verscholen gaan achter deze aardse G’dsverduistering.
Het getal 70
Het getal 70, dat in de huidvorm van de mens in plaats van de 1 van de lichtvorm in de mens is gekomen, duidt op veelheid. Deze wereld wordt bevolkt door 70 volkeren met 70 talen. Natuurlijk gaat het hier niet om de letterlijke hoeveelheid maar eerder om het begrip hoeveelheid. Onze wereld is één van kwantiteit in plaats van kwaliteit. De huidmens in zijn vellen bedekking heeft dat contact met die 1, de oorsprong van alles, het G’ddelijke element in de wereld, verloren en ziet daardoor alleen nog maar veelheid. Onze fysieke wereld is een wereld van ontelbare hoeveelheden, oneindig veel eenheden, die na iedere grote wetenschappelijke ontdekking uit nog meer elementen blijken te bestaan. Eén-Sof – de oneindige G’dheid – uit zich ook daarin! Maar materie heeft zo zijn beperkingen. We zien alles alleen nog maar gebroken, de scheppende kracht achter het universum openbaart zich aan ons alleen nog maar in stukjes en deeltjes. We verliezen ons besef voor de G’ddelijkheid en verliezen onszelf in onze dierlijkheid. Niet voor niets heet de meest waarneembare vorm van ons zieleleven de nefesj habehamiet, ons dierlijke leven, dat voor de buitenwereld het meest duidelijk waarneembaar is. Hogere vormen van onze ziel, zoals Roe’ach (geest, ambitie, spiritualiteit) en nesjama (de G’ddelijke ziel) zijn niet meer waarneembaar. Het contact tussen alle vormen van alle zielelagen is vaak verbroken. Het is mogelijk en het is ook veelvuldig praktijk, dat men de hele dag alleen bezig is met het bevredigen van de behoeften van de dierlijke ziel, de nefesj habehamiet. Heel vaak wordt vergeten dat ook onze meer spirituele zielenlagen een enorme behoefte hebben aan aandacht en invulling.
Lichaam en ziel
Wij hebben een lichaam en een nesjomme, die uit twee verschillende werelden afkomstig zijn. In de mens komen hogere en lagere elementen samen. De mens is een mysterieuze combinatie van Hemels en aards. In drie opzichten lijkt een mens op een dier en in drie opzichten lijkt een mens op een Engel, stelt de Talmoed. Als we alleen kijken naar de materiële aspecten van ons bestaan en het fenomeen mens beschouwen vanuit een natuurwetenschappelijke optiek, kijken we uitermate beperkt naar de buitenkant van de dingen. Als we onze horizon echter verbreden naar de zielenwereld, hoewel het bestaan van de nesjama nog nooit wetenschappelijk bewezen is, verbreden we onze inzichten in de menselijke realiteit. Gelijk de Boom van het leven zich verhoudt tot de Boom van kennis van goed en kwaad is de nesjama de kosmische eenheid achter de aardse, uiterlijke veelheid. Bij de zondeval at Adam haRisjon – de eerste mens – van de Boom van kennis en goed en kwaad. Hierdoor veranderde hij in een fysiek wezen en ontstond er voor ons een aardse realiteit. Het harmonische contact tussen ziel en lichaam, universele eenheid en fysieke veelheid dreigde verloren te gaan.
Verschillende behoeften
Een mens bestaat uit twee wezenlijk verschillende onderdelen. Onze geest kan geen genoegen nemen met aardse geneugten en ons aardse lichaam heeft nu eenmaal lichamelijke voeding en ontwikkeling nodig. De spirit verlangt naar steeds hoger en onttrekt zich aan de aardse realiteit terwijl het fysieke deel van de mens doorlopend bezig is de aarde steeds meer tot ontwikkeling te brengen en breidt zich, als een imperialistisch wezen, steeds meer uit. Wanneer we in staat zijn om in de grote kwantitatieve wereld van veelheid van fysieke schepselen de Grote Eenheid te ontwaren, dan zijn wij in staat om de ware bedoeling van deze wereld te begrijpen. Dit herstel van de oorspronkelijke eenheid is de levenslange opdracht van de mens. Wanneer wij via Tora leren en uitvoering van de mitswot het wezen van de dingen weer naar voren brengen, ontstaat een tikkoen, een herstel van die oorspronkelijke eenheid tussen vorm en wezen. Wanneer wij eten van de Boom van kennis van goed en kwaad, kiezen wij voor de aardse vorm van leven. Het is niet alleen leven maar ook een Weltanschauwung. Wanneer men alleen naar het uiterlijk kijkt, ziet men alleen maar de vormen, die het wezen van de werkelijkheid verduisteren. Door het uitschakelen van de G’ddelijke achtergrond, worden wij tot goden in ons zelfgecreëerde ‘alleen-aardse-realiteit’. Omdat we de wezenlijke achterliggende eenheid vergeten zijn, ontstaat een enorme vervlakking van onze beleving. Dan zien we door de bomen het bos niet meer. De ongebreidelde aandacht voor enkel het uiterlijk en de aardse vorm van dingen, leidt in psychologische zin tot ontworteling waaruit alle sociale kwaden – van drugs tot depressie – voortvloeien. En hierbij gaat het voornamelijk om de eenzijdigheid en de selectieve waarneming.
De fout van de verspieders
De fout van de verspieders wordt op veel verschillende manieren uitgelegd. In de Tora staat duidelijk aangegeven dat de verspieders uitriepen dat: “Het land, dat wij doorgetrokken zijn om het te verspieden, is een land, dat zijn inwoners verteert. En het gehele volk dat wij daar gezien hebben, zijn mannen van grote maat. We hebben daar reuzen gezien, enakskinderen van de reuzen en we waren in onze ogen als sprinkhanen en zo ook waren wij in hun ogen” (13:32 e.v.). Ook de reactie van het volk was een puur materiële, zonder gevoel voor harmonie tussen de essentie en de buitenkant: “Waren wij maar gestorven in het land Egypte of waren wij in deze woestijn maar gestorven. Waarom brengt ons G’d ons naar dit land waar wij zullen vallen door het zwaard, onze vrouwen en onze kinderen tot buit zullen worden? Is het niet beter voor ons naar Egypte terug te keren?” (14:1 e.v.). Ongetwijfeld waren de waarnemingen van de spionnen juist. Er waren natuurlijk grote mensen aanwezig. Maar dit betekent niet dat de vorm niet kan winnen van de materie. De verspieders waren verblind door de beperkingen van het zichtbare universum. De explosie van materiële kracht en macht in het land Israël bij de Kanaïetische volkeren verblindden hen en maakten hen ongevoelig voor het echte achter die macht en kracht.
Nachasj-slang en Masjie’ach-verlosser
Inderdaad, op normale wijze hadden de joden niet kunnen winnen van de Kena’anieten maar ze hadden bij de Uittocht van Egypte en in de woestijn de bovennatuurlijke kracht van het G’ddelijke ervaren. Het zijn subtiele verschillen, die echter net het onderscheid vormen tussen de slang uit het paradijs, de grote verleider tot zonde en de Masjie’ach. De slang, nachasj in het Hebreeuws en de Masjie’ach, de Verlosser, zijn in getallenwaarde hetzelfde. Het is slechts een subtiel verschil in perceptie om die harmonie tussen G’d en de wereld, tussen essentiele vorm en materie te kunnen zien. De ongebreidelde, technische mogelijkheden van vandaag de dag lijken ons een verlossing te zullen bieden. Dit zal echter ontgoocheling en illusie blijken te zijn omdat dit “paradijs op aarde” alleen maar vanuit deze wereld wordt gepropageerd, zonder dat we met de oorsprong van alles rekening houden. Onze Masjie’ach zal juist een werkelijke tesjoewa (inkeer) bewerkstelligen, waarbij de harmonie tussen de allesomvattende, universele eenheid en de uit Hem voortgekomen aardse veelheid tegelijk zichtbaar zal zijn.
©Dayan mr. drs. R. Evers