De boodschap van Sjavoe’ot: Moraliteit van de Sinai.
Yiddish by Rabbi Y. Oliver Vertaald door de redactie
Bron: Asknoach.org
Als iemand wenst dat de mensheid juist en rechtvaardig handelt dan moet dit gedaan worden door de Wil van de Schepper en Directeur van de wereld na te leven.
Ik wil het hebben over het onderwerp van de “Ethiek van de Vaders”(Pirkei Avot): Ondanks dat deze tractate gaat over “zaken van vroomheid” dat wil zeggen ethiek en goede karaktertrekken, benadrukt de auteur aan het begin van de tractaat van de Misjna dat “Mozes de Tora ontving van de Sinai”. De reden om dit expliciet te vermelden is “om je te vertellen dat Ethiek en moraliteit (in deze tractaat) werden niet bedacht vanuit hun hart ( zoals dat wel het geval is met de ethiek die zijn bedacht door niet-Joden), maar “deze zijn ook van de Sinai”. [Commentaar van rabbijn Ovadiah of Bartenura Ethiek van de Vaders 1:1]
Dit is de enige dat werkelijk gedrag van moraliteit en goede karaktertrekken garandeert. Dit is van belang voor onszelf en wanneer we anderen beïnvloeden, zoals de Mishnah vervolgt met: “verwerf zo veel mogelijk studenten”.
Dit geldt zeker voor de gehele mensheid: De enige dat rechtvaardig en goede karaktertrekken garandeert is door de Wil van de Schepper en Directeur van de wereld na te leven en niet een systeem van ethiek dat gebaseerd is op menselijk verstand.
Zoals Maimonides zei: (.. hij wordt beschouwd als een vrome niet-Jood) alleen wanneer hij de geboden accepteert en naleeft (d.w.z. Noachide Geboden) (niet uit intellectuele overtuiging, maar) omdat de Eeuwige, gezegend is Hij, deze heeft geboden in de Tora en ons (d.w.z. het Joodse volk) geïnformeerd heeft via Mozes, onze leraar( dat de niet-Joden verplicht zijn om deze 7 geboden na te leven)”. [Mishneh Tora, Wetten van de Koning 8:11]
Dit is hetzelfde die onze Wijze hebben verklaard: ”Als iemand verteld wordt dat de Niet-Joden wijsheid bezit, geloof hem dan. Als iemand zegt dat de niet-Joden de Tora bezit (d.w.z. van hun zelf en niet die de Joden ontvangen hebben) geloof het dan niet”. [Midrash Eicha Rabbah 2:13] Wijsheid alleen (zonder enige verband met goed gedrag) hoeft niet per se te betekenen dat het verband heeft met het Geven van de Tora. Dus niet-Joden kunnen inherent genieten van het bezit ervan. Maar volgens de Tora die de instructie geeft (van G’d) en die het eigenlijk in de praktijk brengt, daarvan is de (originele) alleen bij het Joodse volk aanwezig, omdat hun de Tora Gegeven is. De Joden zijn degene die de niet-Joden moeten beïnvloeden (om de theorie in de praktijk te brengen) wanneer het op de Noachidische Code gaat.
Moge het G’ds Wil zijn dat het bovenstaande zal toenemen, zowel het verspreiden van de Tora en het Jodendom onder de Joden en het verspreiden van de zeven Noachidische Geboden onder de gehele wereld bevolking.
Woorden die vanuit de het hart zijn zal zeker het hart doordringen en het doel bereiken. Dit geldt zeker wanneer we een levend voorbeeld zijn in ons persoonlijke gedrag in alle zaken van goedheid en heiligheid. Op deze manier zal elk persoon de vruchten van zijn arbeid plukken. Dit is de grootste beloning van een leraar- dat de leerling het pad volgt die hij heeft geleerd van zijn leraar en zo dichter en dichter bij de Schepper en Directeur van de wereld brengt door het vervullen van Zijn Wil. Totdat de leerling zelf een “verhelderende kaars” wordt en krachtig genoeg wordt om het licht te verspreiden. Dit wil zeggen zijn of haar kennis en enthousiasme over de Tora en de wetten van Noach aan anderen over te brengen.
Laten we ons bezig houden met dit alles en met diezelfde enthousiasme om het nieuwe gebod dat gegeven is op Sinai te vervullen met de woorden van onze Wijze “Degene die de Tora bestudeert, bestudeert met G’d tegenover hem”.
Door dit bereiken we dat “de wereld zal worden vervuld met de kennis van G’d” [Jesaja 11:9]. Zoveel mogelijk als het maar kan tijdens (deze Joodse) ballingschap en dat we ons haasten om de profetie te vervullen met de komst van onze recht geschapen Messias, zodat hij ons kan verlossen en ons naar het land terug brengt. Met een rechte rug, vastberadenheid en trots (maar zonder arrogantie, G’d verhoedde) en met een enorm voorrecht om G’ds afgezant te zijn om de wereld te maken als “een woonplaats (voor G’d) in de lagere gebieden (deze fysieke wereld) met vreugde en blijdschap in onze harten.