Speciale kliniek voor draagmoederschap geopend: een joodse visie
Geschreven door Dayan mr. Drs. R. Evers
Het VU medisch centrum in Amsterdam heeft een kliniek voor draagmoederschap geopend. Draagmoederschap is een actueel probleem en sluit direct aan bij de parsjiot (afdelingen) van deze week Acharee Mot en Kedosjiem omdat daarin veel over de heiligheid van het huwelijksleven – en alles wat daarmee verbonden is – aan de orde komt.
Kinderloze stellen kunnen er een ivf-embryo laten implanteren bij een draagmoeder. De toekomstige ouders dienen zelf een draagmoeder te vinden. Het centrum helpt niet met zoeken, want dat is in Nederland verboden. Per jaar zullen 50 á 60 paren behandeld worden, schat gynaecoloog Ro’el Schats, hoofd van het ivf-centrum van de VU. Tot nu toe zijn er tien aanmeldingen binnen. Voor de wensouders en de draagmoeder gelden strenge toelatingseisen. Zo moeten ze allen Nederlands spreken vanwege de uitgebreide psychologische screening die aan de procedure voorafgaat. Verder is een strafblad taboe, omdat dit een wettelijke belemmering zou vormen voor de laatste stap: de adoptie van het kind door de biologische ouders. Verder zijn er medische voorwaarden. De biologische moeder moet geen zwangerschap kunnen verdragen. De bevruchting verloopt via in-vitrofertilisatie (reageerbuisbevruchting). Daarom spreken gynaecologen van ’hoogtechnologisch draagmoederschap’ (HTDM). De laagtechnologische variant gaat langs de natuurlijke weg. Schats verwacht dat de kliniek voor HTDM aan de VU de enige in Nederland blijft. In de praktijk zal dit centrum zich vooral met de screening en de psychologische begeleiding bezighouden. Ivf-behandeling zelf kan in elke ivf- kliniek worden uitgevoerd.
Oud fenomeen
De meeste mensen hebben grote moeite met het idee van het draagmoederschap. De surrogaatmoeder is echter al zeer oud. Het prille begin van het Joodse volk werd gekenmerkt door onvrijwillige kinderloosheid. Avraham en Sara konden vele decennia geen kinderen krijgen. Wanhopig zei Sara toen tegen haar man (Bereesjiet 16:2): “Zie toch, G’d heeft mij niet vergund te baren; ga toch tot mijn slavin; misschien zal ik uit haar opgebouwd worden.” Volgens het toen geldende familie- en slavenrecht behoorden de kinderen van de slavin aan de meesteres; vandaar, dat Sara meende, dat zij door middel van haar slavin Hagar “opgebouwd zou kunnen worden”, een juridische vorm van draagmoederschap. De mogelijkheid van transplantatie van een embryo van de ene baarmoeder naar de andere wordt reeds in de Babylonische Talmoedtractaat Choellien en de responsa van Rabbi David ben Zimri (1480-1573, Spanje) vermeld.
Tegenwoordig kennen wij een medisch-technische variant van het draagmoederschap. Een van de hulptechnieken hierbij is de kunstmatige insemiatie. Reeds in de Talmoed (200-500 n.d.g.j.) wordt gesproken over de mogelijkheid van een zwangerschap sine concubito (zonder samenleving). Rabbi Ja’akov Mölin Segal (1365-1427) vermeldt zelfs, dat de apocriefe Ben-Sierach geboren werd na een vorm van kunstmatige inseminatie. Recente research betreft pogingen om door kunstmatige inseminatie in vitro nieuw leven te doen groeien. De reageerbuis (in vitro) bevruchtingstechniek houdt in, dat eicellen na een punctie uit de eierstokken buiten het lichaam van een vrouw bevrucht worden. De in vitro bevruchtingstechniek maakt het in principe ook mogelijk om de bevruchte eicellen in te planten bij een andere vrouw. Ook kunnen bij een laboratoriumbevruchting donorgameten (zaad- of eicellen van een derde) gebruikt worden.
Tegennatuurlijk
De katholieke ethicus McCormick wijst experimenten met het levensorgine van de mens principieel af, omdat deze wijze van omgaan met de levensorigine van de mens ‘tegennatuurlijk’ zou zijn. Het Jodendom kent echter geen natuurwet-doctrine. Deze jongste medische praktijken moeten alleen aan de ethische en juridische achtergronden van de ge- en verboden van de Tora worden getoetst. In principe staat het de mens vrij de medische wetenschap te gebruiken om problemen in verband met voortplanting op te lossen.
Risico’s
De medische experimenten werden nogal eens bekritiseerd omdat er kans bestond op geboorte van kinderen met afwijkingen. Dit was voornamelijk het gevolg van het feit, dat een natuurlijk mechanisme in het lichaam van de vrouw door reageerbuisbevruchting buiten werking wordt gesteld. Medici schatten, dat ongeveer de helft van alle zwangerschappen spontaan wordt afgebroken. Waarschijnlijk is dit de methode van de natuur om een ongezond foetus uit te drijven. Bij reageerbuisbevruchting werkt dit mechanisme niet. Deze bevruchtingsmethode leidt dus tot een verhoogd risico op (erfelijke) afwijkingen en dit is een punt, dat wel behandeld wordt in de klassiek Joodse bronnen. Het Jodendom is aan de ene kant tegen abortus om een gebrekkig foetus te verwijderen, maar raadt aan de andere kant huwelijken, waarbij een verhoogde kans op erfelijke afwijkingen bestaat, af. De reden is duidelijk: voorkomen moet worden, dat kinderen uit een dergelijk huwelijk voor hun leven lang ongelukkig zullen zijn. A fortiori volgt hieruit, dat men zeer voorzichtig moet zijn met ‘medische experimenten’ die zouden kunnen leiden tot genetische defecten. De hoge vlucht, die de ‘genentechniek’ inmiddels heeft genomen, biedt hierin zeker uitkomst.
Abortus?
Bij reageerbuisbevruchting speelt nog een ander probleem: abortus. Om de kansen op succes te verhogen, worden meerdere eitjes uit het lichaam van de moeder verwijderd. Al deze eitjes worden bevrucht en geobserveerd om chromosoomafwijkingen op te sporen. Uiteindelijk wordt slechts één bevrucht eitje uitgekozen; de rest wordt vernietigd. In feite is dit een verkapte vorm van abortus: een embryo in ontwikkeling wordt gedood. Vele halachische autoriteiten menen, dat abortus reeds direct na de conceptie verboden is; anderen zijn van mening, dat abortus pas veertig dagen na de conceptie verboden is. Dit probleem zou vermeden kunnen worden door slechts één ovum te bevruchten.
Kunstmatige inseminatie is een ander probleem, dat zelfs reeds door middeleeuwse autoriteiten besproken wordt. Kunstmatige inseminatie met sperma van een donor is niet toegestaan, daar de identiteit van de donor meestal angstvallig geheim wordt gehouden. Men loopt het risico, dat het kind later met zijn halfzuster – een kind van de donor – zal trouwen (het Bijbelse verbod van incest). Het wordt tevens ongewenst geacht, dat het kind zijn afkomst niet kent. Ook op het gebied van erfrecht ontstaan problemen. Sommige Rabbijnen zien in kunstmatige inseminatie van een donor zelfs een vorm van overspel; het kind zou een mamzeer (bastaard) zijn met alle problemen van dien. Vrijwel alle halachische autoriteiten zijn het er echter over eens, dat kunstmatige inseminatie met sperma van de man toegestaan moet worden, indien de vrouw niet langs normale weg zwanger kan worden. Uiteraard moet het onvrijwillig kinderloze echtpaar eerst de natuurlijke weg bewandelen. Pas indien dit niet tot zwangerschap leidt, mag men overgaan tot kunstmatige inseminatie. Sommige autoriteiten stellen, dat het echtpaar tien jaar moet wachten, maar anderen geven een kortere periode van twee of vijf jaar aan.
Wie is de moeder?
Het draagmoederschap leidt weer tot andere problemen: wie is nu feitelijk de moeder? Deze nieuwe vorm van voortplanting geeft onduidelijkheid in de juridische en halachische status van het kind en kan leiden tot psychologische problemen op het gebied van identiteit en identificatie. Volgens de wet is de barende moeder de enige echte moeder. Buiten de adoptiekanalen is het niet mogelijk een kind over te dragen. Een zwangerschapscontract is nooit rechtsgeldig.
Een getrouwde man kan onmogelijk het kind van een ander echten. Men zou een juridische sluipweg kunnen bewandelen: de onvruchtbare ouders moeten dan eerst scheiden, waarna de draagmoeder het kind zou moeten afstaan. De vader zou dat kind dan na de geboorte moeten erkennen en opnieuw huwen met zijn voormalige echtgenote. Het zou raadzaam zijn de surrogaatmoeder onder narcose te laten bevallen, omdat ook bij afstaan voor adoptie nog steeds geldt, dat de moeder het kind doorgaans wil houden, zodra zij de baby gezien heeft. Professor Roscam Abbing snijdt nog een ander probleem aan: wat te doen, indien het kind vrij ernstig gehandicapt blijkt? Het onvruchtbare echtpaar had een gezond kind besteld; de draagmoeder wil het kind ook niet houden: dat was nooit haar bedoeling geweest.
Ouderschap
In de halachische literatuur krijgt de vraag ‘wie is de moeder’ een extra dimensie. Stel, dat de donor-moeder Joods is en de draagmoeder niet of omgekeerd. Wat is dan de status van het kind? De Jeruzalemse autoriteit Rabbi Zalman N. Goldberg heeft over al deze problemen recentelijk uitspraken gedaan. Ik laat hier enkele volgen:
Vader wordt men vanaf de conceptie. Volgens Rabbi Akiwa Eger (1761-1837, Hongarije) staat ook het moederschap vast met de conceptie, maar Rabbi Joseef Engel (1858-1919, Polen) meent, dat men pas moeder heet met de geboorte.
Volgens Rav Engel is het kind uitsluitend familie van de barende moeder, zodat het kind zou mogen trouwen met familieleden van de donor-moeder (ondanks mogelijke genetische problemen). Maar Rav Eger zou dit laatste verbieden. Voor de zekerheid (lechoemra) mag de reageerbuisbaby later noch met familieleden van de donormoeder noch met die van de draagmoeder huwen (vgl. Wajikra 18).
Als de donormoeder niet Joods is en de barende moeder Joods dan hangt de status van het kind af van de Talmoedische mening, die we volgen. Huldigen we de visie, dat een embryo een ‘onderdeel’ van zijn moeder is, dan is het kind Joods. Stellen we, dat een embryo geen onderdeel vormt van de moeder – en dus niet automatisch haar status krijgt – dan zou de Joodse draagmoeder zich zwanger in een mikwe (ritueel bad) kunnen onderdompelen en er zodoende voor zorgen, dat haar vrucht Joods wordt.
Commercialisering
Commercialisering van deze sector is eerder een ethisch probleem. Het is niet onvoorstelbaar, dat rijke carrièrevrouwen de lasten van de zwangerschap tegen betaling overdoen aan bijstandsmoeders. Uit advertenties in kranten blijkt, dat er illegale handeltjes worden gedreven. Aan de burgerlijke stand worden naderhand valse verklaringen afgegeven, waaronder de medische. In Amerika is “rent a womb” (huur een baarmoeder) reeds ingeburgerd.
De voormalige Opperrabbijn van Engeland I.J. Jakobovits heeft zich reeds tegen deze commercialisering uitgesproken. Hij acht deze praktijken “een belediging voor het zedelijke gevoel om de zwangerschap voor het gemak aan een andere vrouw over te doen. Om een derde als couveuse te gebruiken is een degradatie van het moederschap en een aantasting van de menselijke waardigheid.”
Complicaties
Eiceldonatie voor wensmoeders, die geen eicellen produceren, compliceert een en ander verder. Het uit dit coöperatieve voortplantingsproces resulterend kind heeft eigenlijk drie moeders: een genetische, een draagmoeder alsmede een rationele moeder. Het toelaten van draagmoederschap in combinatie met eiceldonatie introduceert dus de mogelijkheid van een nog verdergaande versplintering van het moederschap.
Dr. M.J.C. Hellema, vroeger gynacologe te Amsterdam, vraagt zich verder af of de wensouders leef- en gedragsregels mogen opleggen aan de draagmoeder. Mogen zij de draagmoeder medische regels – zoals extra rust – voorschrijven? Kunnen zij eisen, dat de dragende moeder niet rookt of drinkt, geen drugs gebruikt en iedere vormm van mogelijke besmetting mijdt?
Ervaringen in Israël, waar een wet op het draagmoederschap reeds aanvaard is, leren, dat de problemen niet van de lucht zijn. In het Heilige Land speelt de vraag wie over een eventuele abortus provocatus mag beslissen. In Israël mag de draagmoeder een vergoeding vragen voor de lasten van het draagmoederschap. Dit moet geregeld worden in het draagmoederschaps-contract. Maar wat gebeurt er als de wensouders niet tijdig of volledig betalen? En wat moet een rechter beslissen bij onenigheid over prenatale diagnostiek? Stel, dat de draagmoeder dit weigert en er later een gehandicapt kind geboren wordt. Mogen de wensouders het kind dan weigeren? Dezelfde vraag kan gesteld worden bij rampzalige gevolgen van een schadelijke levensstijl van de draagmoeder. En wie draait er op voor de kosten en de opvoeding van het kind na mogelijke fouten bij de IVF-procedure, indien blijkt, dat bevruchte eicellen verwisseld zijn?
Vele vragen
Draagmoederschap is een complex probleem. Voordat de wetgever dit toestaat zouden een aantal fundamentele vragen moeten worden beantwoord, zoals:
wat zijn de wederzijdse rechten en plichten van draagmoeders en wensouders? Bestaat er een ‘afdrachtplicht’ voor de draagmoeder en welke regels gelden er bij weigering om het gedragen kind af te staan? En hoe staat het met de alimentatieplicht van de wensouders, indien de weigerachtige draagmoeder later niet financieel in staat blijkt het kind behoorlijk te onderhouden?
het internationale recht spoort vaak niet gelijk op dit terrein. Indien de draagmoeder in een ander land woont, waar dit soort contracten (nog) niet geldig zijn of zelfs verboden zijn, is daar dan de barende moeder de enige moeder, zodat het kind automatisch de nationaliteit van het geboorteland verwerft?
Ook het huwelijksrecht schiet op dit terrein tekort. Enkele jaren geleden speelde in Israël de rechtzaak Nachmani vs. Nachmani. Na een onvruchtbaar huwelijk van tweeëndertig jaar besloten de Nachmani’s een bevruchte eicel te laten implanteren bij een draagmoeder. Middenin de procedure veranderde de wensvader van gedachte. Het echtpaar besloot te scheiden en de man wilde implantatie van de bevruchte eicel verbieden. Kan de wensmoeder op eigen gezag de implantatie toch laten uitvoeren? Wie is de ‘eigenaar’ van de bevruchte eicel en mag over het lot daarvan beslissen? Deze en nog vele andere vragen dienen aan de orde te komen alvorens draagmoederschap in de wet wordt verankerd. Gedoliem – grote Joodse Geleerden – hebben zich reeds tegen draagmoederschap uitgesproken. In vele landen is het niet geaccepteerd.
©Dayan mr. drs. R. Evers