Orgaandonatie en het sterven
Geschreven door Opperrabbijn Jacobs
In de Talmoed lezen wij: “de beste der artsen/hulpverleners zullen in de hel belanden”. Wat betekent dit?
Het joodse woord voor “de beste/goed” is tov. U kent wellicht de uitdrukking: een toffe jongen. Iedere letter heeft in het Hebreeuws een getallenwaarde. Het woord tov is in getallenwaarde zeventien. Dagelijks wordt de jood geacht het Achttiengebed uit te spreken. De hulpverlener die niet achttien maar zeventien gebeden uitspreekt belandt in de hel. Welke bede slaat hij over? “Geprezen bent U G’d die de zieken geneest”. De hulpverlener die denkt dat hij geneest, zichzelf als de ultieme genezer ziet, zich arrogant en verheven gedraagt ten opzichte van zijn patiënt, is verkeerd bezig.
Van de hulpverlener wordt verwacht dat hij met de zieke bezig is, niet met zichzelf!
Wat heeft dit met het onderwerp te maken, vraag u zich ongetwijfeld af. Het antwoord luidt: alles! Vandaag de dag menen we alles te weten en dus ook alles te mogen beoordelen. We nijgen er toe om de plaats van G’d in te nemen en te oordelen over leven en dood, over de waarde van het leven en over de waardeloosheid van de dood: het is toch immers na dit aardse bestaan afgelopen! En als we dan heilig geloven in e=mc2, energie en materie gaan in elkaar over, nooit kan iets in het niets verdwijnen: dan vergeten we dat heilige wetenschappelijke geloof even als het gaat over de vraag betreffende leven na de dood. Dan bestaat de formule e=mc2 plotsklaps niet meer en is het ‘afgelopen’ en meten we ons het recht toe om de medemens uit zijn leven te mogen verlossen op het moment dat het ons het best uitkomt.
Maar tegelijkertijd maken we ons ook schuldig aan het nodeloos rekken van het leven en accepteren we het niet dat de dood een deel is van het leven en dat de dood toeslaat als de dood dat wil. De dood is ongrijpbaar, gelijk de geboorte een wonder is.
A had al overleden moeten zijn. Zijn leven was al bijna beëindigd, ware het niet dat we zijn hart nodig hebben….en dus wordt zijn leven gerekt. Rustig inslapen wordt hem niet gegund. Met toeters en bellen wordt hij door de gangen van het ziekenhuis gesjeesd, hij moet nog even blijven leven want zijn hart is nodig om een medemens het leven te redden. Wie geeft mij het recht om zijn ziel nodeloos op deze aarde te houden? Wie kent de gevolgen van zijn onnatuurlijk lang aan dit aardse bestaan gekluisterd te blijven? En aan wie is het om dadelijk het tijdstip van de dood te bepalen door het hart te verwijderen op het moment dat het ons het best uitkomt!
Pas op: het leven van een medemens redden is niet hetzelfde als het nodeloos rekken.
Ja, ik begrijp heel erg goed dat de grens tussen leven en dood vaak erg moeizaam te bepalen is. Dat ene kleine pilletje kan de dood bespoedigen en tegelijkertijd de dure plicht van pijnbestrijding bekronen. Waar ligt de grens? En wie bepaald die grens? De bedbezetting? De leeftijd van de patiënt? Of de zeer begrijpelijke uitputting van kinderen wier leven volledig ontwricht en ontredderd is omdat opoe maar niet dood wil gaan…..of misschien speelt ongewild het al lang geplande vrije weekend van de arts een rol?
Wie bepaald of het leven van opoe waardevol dan wel waardeloos is?
Of losgekoppeld van de leeftijd: mag het mongooltje wel of niet leven?
Begrijpt u mij niet verkeerd: ik gun niemand een kind met een handicap, ongeacht of die handicap geestelijk of lichamelijk is. Alles moeten we in het werk stellen om gezondheid te bevorderen en pijn, ook geestelijke nood, met alle middelen te bestrijden. Maar om tot een oordeel te komen wiens leven waardevol is en wiens leven waardeloos, zinvol of zinloos, economisch verantwoord of te duur…..daar overschrijden we een levensgevaarlijke grens en zijn wij het die kennelijk bepalen welk mens is en wie übermensch, wiens orgaan gebruikt mag worden en wie onaangetast moet blijven, wie mag blijven leven en wie niet….We nemen de plaats in van de Allerhoogste!
Een inboorling uit de jungle aan wie de moderne ontwikkelingen van techniek totaal voorbij waren gegaan, verdwaalt en is in een ziekenhuis beland. Hij ziet gesluierde mannen en vrouwen en die zich plotsklaps allen storten op een onschuldige die roerloos aan bed gekluisterd ligt. In de onschuldige man wordt gesneden, het bloed spuit er uit. Het fenomeen operatie was onze inboorling onbekend. Dat de zieke beter moest worden, wist hij niet. Alleen het nu had hij voor ogen. Het tafereel is zo wreed dat onze inboorling flauw valt.
Het leven is een operatie, soms een erg pijnlijke, maar er is iets voor en er is iets na.
In de mij ter beschikking staande tien minuten spreektijd kan ik nauwelijks iets uiteenzetten over het leven, laat staan over de dood, het leven voor en het leven na dit aardse bestaan, een periode die oneindig veel langer is dan die paar minuten operatie die we het leven noemen.
Mag en kan een mens over zijn eigen leven of dood beschikken? Of gaan we dat democratisch bepalen? Meeste stemmen gelden? Begrijpt u mij niet verkeerd: ik ben voor democratie en fel tegen een criminele dictatuur.
Maar laten we de democratie niet tot afgod verheffen. Want het prille begin van ieder van ons hier aanwezig, was volledig ondemocratisch. Niemand heeft de baby vooraf gevraagd of hij wel of niet op deze aarde wil komen. De essentiële beslissing over mijn en u zijn hier op aarde is totaal ondemocratisch genomen, ik heb er geen enkele zeggenschap in gehad, en ik ga ervan uit dat ook u zonder uw eigen instemming op deze aardbol bent neergepoot.
En ook heeft niemand aan de vele potentiële baby’s gevraagd of ze ermee akkoord gaan dat ze niet worden geboren!
De Joodse wet, de halaga, is niet en nooit zwart-wit. We kennen drie soorten wetten: zwarte, witte en grijze. In het grijze gebied is er steeds sprake van een vraagsteller, een vraag en een vraag beantwoorder. Als een van deze drie wijzigt kan er een ander antwoord uit het Talmoedische systeem rollen. Orgaantransplantaties en orgaandonaties spelen zich af in het grijze gebied. Het luistert nauwgezet naar de situatie van de donor en naar de levenskansen van de acceptor, maar tegelijkertijd staat of valt het wel of niet toegestaan zijn van de transplantatie bij het orgaan waarom het zich handelt. Kan de donor gewoon verder leven na de donatie? Hoeveel is zijn kwaliteit van leven achteruit gegaan. Hoe groot is de operatie? Een orgaandonor na de dood is van een geheel andere orde. Hier speelt de vraag of er daadwerkelijk aan het orgaan behoefte bestaat en in hoeverre een post mortem donatie het welzijn van de ziel van de donor schaadt. Voorts rijst de vraag of men gerechtigd is een mens te dwingen om na zijn dood een orgaan af te staan. En maken we een verschil tussen de directe aanwezigheid van een acceptor en opslag van organen. Waarbij ook opslag soms beschouwd kan worden als een direct aanwezige acceptor, zoals de huidbanken in Israël, vanwege de helaas vele aanslagen en de daaraan gekoppelde ernstige brandwonden.
Maar wat als bij de donor een vitaal orgaan verwijderd gaat worden en dit uitsluitend tijdens het leven van de donor mogelijk is omdat anders het orgaan niet meer bruikbaar is? Wie bepaalt het tijdstip dat we de donor doodverklaren en overgaan tot nodeloos rekken om het hart pompend te houden. Wie die wie is, is van cruciaal belang. Is hij partijdig? Is er sprake van belangenverstrengeling? En het moge dan zo zijn dat de donor al dood zou zijn geweest, maar toen ik een verpleegster vroeg om de kunstmatig in leven gehouden donor vast te begraven, dacht ze dat ik gek was, want, zoals ze zei: hoe kan ik gaan begraven, hij leeft nog want zijn hart klopt!
De definitie ‘dood’ is een rekbaar begrip. Wie gaat de definitie vastleggen en wie gaat dadelijk aan de hand van de definitie het juiste tijdstip bepalen?
En wat doen we met een nier die aangeleverd is vanuit het criminele circuit. Naast het bed van de acceptor laten liggen die langzaam maar zeker sterft terwijl het benodigde orgaan naast hem ligt? Handelen we ook zo met medicijnen waarvan bekend is dat ze op uiterst onethische wijze zijn verkregen?
©Binyomin Jacobs, opperrabbijn