Wonderen zoals voorspeld

Geschreven door Rabbijn D. Brodman van Savyon

Bs”d

De allereerste ontmoeting van Mozes met een onbegrijpelijk verschijnsel, met iets bovennatuurlijks, was de doornstruik in de woestijn, dat “brandde en niet verteerde” (zie Exodus 3:2 ).

Dansen in de straten van Jeruzalem

Mozes zei: “Laat ik afwijken om dit grootse wonder te aanschouwen”. In de Talmoedische overlevering leren wij dat G’d zei:
“Omdat jij van je weg bent afgeweken, verdien jij dat jij nog grotere wonderen zult zien en (dat jij) jouw volk mag verlossen”.
Deze beloning die Mozes krijgt voor zijn “afwijken” is vreemd, want wie zou dit niet doen als hij zo iets bijzonders ziet? Toch is dit niet zo. Niet iedereen blijft stilstaan bij het aanschouwen van een fenomeen. Of het wordt, zonder zich al te zeer te verdiepen, beschouwd als een uitzondering, als iets eenmaligs of misschien als een fata morgana. Zo komt mij voor de onverschilligheid – of misschien past hier beter – de blindheid van het niet aanschouwen van het wonder van Israëls bestaan. Van Israëls onverwoestbaarheid, tegen alle ongeluksvoorspellingen in, tijdens de twee- duizend jarige ballingschap en het grootse wonder van Israëls terugkeer en het begin van de “inzameling van de ballingschap” met de oprichting van de Staat Israel.

Rabbijn Jakob Emden, een zeer bekende geleerde van de zestiende eeuw, schrijft met volkomen overtuiging:
“Mijn inziens, is het voortbestaan van Israel in deze lange en verschrikkelijke diaspora een veel groter G’ds wonder dan de wonderen bij de uittocht uit Egypte”.
Hij zag in dit wonder een duidelijk realisering van de profetie van Jeremia 23:4:
Er zullen dagen komen, zo preekt G’d, dat men niet meer zal zeggen: “Zowaar Gd leeft die Israël uit Egypte heeft gevoerd”, maar: “die de nakomelingen van Israël heeft teruggebracht uit het noorden, uit alle landen waarheen Hij hen had verdreven.” Op hun eigen grond zullen zij weer wonen.”
Niet-Joden, maar ook Joden zelf zien het soms niet zo of willen het niet zien. Het erkennen van G’ds wonder brengt tot verplichtingen! Misschien is dit wat de Profeet bedoelt met: “Wie is zo blind als mijn dienaar?” (Jesaja 42:19).
De eenvoudige definitie van “wonder” is een gebeurtenis waar van de normale wetten van de natuur afgeweken wordt. Maar een overduidelijk G’ds wonder is als hetgeen thans voor onze ogen verschijnt, reeds eerder door G’ds vertegenwoordigers in deze wereld – de Profeten – voorspeld is.

In de Bijbel zie je hoe de uitspraken van de profeten, van duizenden jaren geleden, volkomen overeenkomen met hetgeen in de geschiedenis gebeurde en ook heden ten dage gebeurt. Dan bestaat er totaal geen twijfel dat het de Almachtige is die de geschiedenis bestuurt. Dit vereist echter dat men het Boek wel open maakt! Hierop doelde de Profeet (Jesaja 29:11 ) toen hij zei:
“Maar Mijn Boek is voor hun een gesloten Boek”.

Ook de negatieve voorspellingen die in de loop van de geschiedenis gerealiseerd worden, versterken het geloof in een Almachtige Die direkt betrokken is met het wel en wee van onze samenleving. Dit geeft enorm G’dsvertrouwen voor een betere toekomst. Het volgende uit de Talmoed is een zeer goed voorbeeld:
Rabbi Akiba en zijn collega’s kwamen de eerste maal na de verwoesting van de Tempel op de Tempel berg. Rome had alles omgeploegd om totaal geen herinnering aan het heiligdom achter te laten.
Toen zij vossen zagen die uit hun holen kwamen, huilde de andere geleerden, terwijl Rabbi Akiba lachte. Op zijn vraag waarom zij huilden, was hun antwoord:
“op de plaats waar zelfs de Hogepriester maar een keer per jaar mag komen lopen nu vossen, zullen wij niet treuren?”
Waarop Rabbi Akiba zei: “Juist het zien van de vossen, stemt mij tot vreugde. Had niet de profeet Uria Hakohen (Micha 3:12) voorspeld: “Vanwege jullie (zonden) zal Zion als een veld omgeploegd worden en vossen zullen daar op lopen”. Maar de Profeet Zacharias heeft het tegenovergestelde voorspeld (8:4): “Er zullen eens weer oude mannen en vrouwen zitten in de straten van Jerusalem” nu dat ik de vossen zie, zei Rabbi Akiba, en de negatieve profetie komt letterlijk uit, waarom zal ik dan niet blij zijn dat de positieve voorspellingen ook letterlijk waar zullen worden en de ouden van dagen in Jerusalem’s straten zitten terwijl kinderen voor hun spelen?!”
Toen zeiden de andere geleerden:

“Akiba, je hebt ons getroost” Akiba, je hebt ons getroost”.

Wij, heden ten dagen, hebben al veel, veel meer dan Rabbi Akiba waar zien worden. Wij hebben het zelf meegemaakt: de bittere en pijnlijke voorspellingen van het einde van Leviticus (Hoofdstuk 26) en het einde van Deuteronomium (Hoofdstuk 28). Alle voorspellingen zijn uitgekomen. De lange en verschrikkelijke verstrooiing te midden van de volken wordt scherp door de Talmoed geleerden uitgedrukt:
” Wij waren als het schaapje door zeventig wolven achtervolgd, maar het schaapje leeft nog!”

En heden ten dage zien wij de oudjes en de kinderen dansen in de straten van Jerusalem! Honderden voorspellingen in de Bijbel zijn allen uitgekomen of zijn reeds in ontwikkeling. Als je in stilte en gemoedsrust hieraan denkt, wordt het adembenemend en sta je vol verbazing te kijken hoe G’d de geschiedenis leidt en voorspeld heeft, Zijn beloftes houdt en waarmaakt. Ook al begrijp je niet altijd Zijn wegen en handelingen. De geschiedenis van Israel is zo geheel anders dan de loop van de algemene geschiedenis dat verschillende deskundigen met verbazing schreven hoe zij trachtten hun positief-materiële verklaringen toe te passen aan Israel, wat onmogelijk bleek te zijn. (bijv. Nicholas. Berdyaev in The Meaning of History 1936 en J.R.Glover in The Ancient World).
In de loop der tijden waren er pogingen door enkelingen en groepen die trachtten deze speciale positie als G’ds volk te ondermijnen en gelijk te zijn als alle andere volken. Het lukte niet. Ook dit was voorspeld!

Zo zei G’d: “Hetgeen opkomt in hun gedachte te zijn zoals alle andere volken, het zal nooit zijn. Met toorn en zwaard zal Ik over hen regeren”. (Zacharia 20:32).
Als de Jood zijn afkomst wilde vergeten werd hij, dikwijls op een harde manier, hieraan herinnerd. De periode van enorme assimilatie, met name voor de tweede wereld oorlog in Duitsland, is een voorbeeld. Hitler en zijn handlangers zorgden er voor dat zelfs tot de derde en vierde generatie geassimileerde Jood en soms ook de gedoopte Jood aan zijn afstamming werd herinnerd en werd getransporteerd. Ik zei: “honderden voorspellingen in de Bijbel”, het is niet overdreven. Voor diegene die bereid is de Bijbel te lezen, blijkt de Bijbel een draaiboek te zijn voor hetgeen in de geschiedenis is gebeurd. Wel heel speciaal met betrekking tot Israël, volk en land.

Enkele zeer markante voorbeelden in verband met het beloofde land. De Thora voorspelt dat het recht op het land gebonden is aan de naleving van G’ds geboden. Indien het volk dit niet zal doen zal het verdreven worden uit het land en verspreid worden over de “vier hoeken der aarde”. En toch, zelfs in de periode van verspreiding/diaspora en de verschrikkelijke toestanden die hen zullen overkomen, wordt voorspeld in verband met het volk:
“Maar zelfs als zij in het land van hun vijanden zijn, zal ik hun niet verachten en niet afschuwen, om hun te vernietigen, en mijn verbond met hen te verbreken. Ik zal weer denken aan her verbond met hun voorvaderen etc”. (Leviticus 26:44)

Zo zien wij hoe de grote en machtige volken van de oudheid reeds lang niet meer bestaan en het kleine volk Israel leeft en heeft niets aan haar vitaliteit verloren. Je kijkt naar het land waartoe het teruggekeerd is, zoals ook dit was voorspeld en je bent verbaasd over de materiële en geestelijke creatie die dit kleine volk teweeggebracht heeft in deze, relatief korte periode van 60 jaar. Niet te vergeten dat dit tijdens voortdurende oorlogstoestanden en dagelijks levens gevaar gebeurde. Waarlijk een wonder en een voorspeld wonder.

Ook over de toestand van het land zelf tijdens de periode in welke het volk er niet in woont, vinden wij een wonderbaarlijke voorspelling. Zo wonderbaarlijk dat de Ramban (Nachmanides) hierover schrijft: “Ook al zou dit wonder het enige zijn in de gehele Thora, ook dan had dit ons verplicht om aan de waarheid van de Bijbel te geloven.”

In Leviticus 26:31-35 wordt voorspeld, volgens onze vertaling: “Dat, terwijl jullie in het land van jullie vijanden zijn, zal Ik uw land steden verwoesten, en het land zal braak blijven liggen, en ook uw vijanden zullen het braak moeten laten liggen.”

“Dit is een land wat buitengewoon vruchtbaar en goed bevolkt was. Haar inwoners worden verdreven en het land wacht op de terugkeer van haar kinderen” (Ramban).
Het is zelfs zo erg, dat de volkeren zullen zeggen:
“wat is er gebeurd met dit land, het hele land is door zwavel en zout verschroeid, er wordt niet gezaaid, er groeit niets, geen enkel gewas schiet er op….Waarom heeft de Heer zoiets met dit land gedaan?” (Deut. 29:21-24)
En dan komt in 1867 de bekende schrijver Mark Twain met een pelgrimsgroep uit Amerika naar Palestina en in zijn reisbeschrijving vervloekt hij dit Land: “Je kunt kilometers kijken en je ziet geen mens. Er is geen water. Wij zijn nu goed aangekomen aan de berg Tabor (vanaf Akko) en wij hebben nog geen mens gezien. Misschien is dit wel een verwerkelijking van wat er staat in de Bijbel, van hoe het land er uit zal zien”. (The innocents abroad or the new Pilgrim’s progess, 1867)

Dr. Jacob Herzog, adviseur van verschillende Israelische premiers, schrijft in zijn posthuum uitgegeven werk, dat in de loop van de geschiedenis zeventien van de grootste volken der wereld, bezit hebben genomen van dit stukje land. Een land, dat door zijn centrale ligging tussen het Noorden en het Zuiden, door allen zeer begeerd werd. Zeventien volken en niemand heeft er iets van kunnen maken. Zoals de Engelsen, de Nederlanders, en de Fransen, waar ze kwamen hebben zij het land in ontwikkeling gebracht. Echter hier hebben ze niets gedaan en behalve enkele historische burchten hebben ze niets achtergelaten. Het land bleef leeg. Er waren wel Arabieren, (geen Palestijnen!), maar een grote stad was er nergens. Ook dit is een wonder op zichzelf. Stel dat op de plaats, waar nu Tel Aviv is, een stad was geweest met een grote bevolking en dat ook daar oliebronnen waren geweest, dan had de wereld in 1947 zeker niet ingestemd om dit land aan Israel te geven. Een waarlijk voorspeld G’ds wonder! Duidelijker dan de profeet Ezechiël (33:25-29) deze voorspelling uitdrukt kan het bijna niet. In de Talmoed wordt gezegd dat een van de duidelijkste tekenen van de voorbereiding van de komst van de Messias de volgende Bijbelteksten zijn:
“Dan zullen de takken van de bomen op de bergen weer beginnen te bloeien en weer vruchten dragen voor mijn volk Israel, want binnenkort komen zij.” (Ezechiel (36:8)

En dan beloofd G’d: “Hij zal Zion troosten, de ruinen van Jerusalem troosten en de woestijn maken als een Eden/Paradijs, en de wildernis tot een tuin van G’d. Dan zal er vreugde en jubel gevonden worden, dank en een geluid van het gezang”. (Jesaia 51:3)
Wij, de kinderen van Israel, komen terug en waar wij zijn begint het te bloeien, en ook de woestijn verandert in de loop van tijd tot een tuin van G’d. Ook de geestelijke opleving van Israël is een wonder en alweer voorspeld. G’d had beloofd dat de Leer, de Thora, nooit vergeten zal worden, door Israëls kinderen en kleinkinderen, tot in Eeuwigheid (Jes. 59:21). Toch leek dit niet waar te worden. De meeste van de eerste pioniers, alsook de oprichters van de staat zelf, lieten zich leiden door socialistische idealen. De Thora was hun onbekend en vreemd. Voor velen van de religieuze Joden was dit een enorme teleurstelling, te zien dat hun eigen leiders zo bijbelloos en daardoor ook G’ddeloos leefden. Dit uitte zich ook in e4norme spanningen, vooral op politiek gebeid. Het gehele schoolstelsel en – programma van de regeringsscholen – waar de overgrote meerderheid van de Israëlische jeugd werd opgeleid – was gebaseerd op opvoeding zonder Bijbel. Soms slechts gebaseerd op voeding zonder Bijbel. Soms slechts gebaseerd op het idee van democratie als enige en hoogste waarde in het leven! Dikwijls ook gepaard gaande met een aversie tot diegenen die trachten daarin een verandering te brengen. In de jaren 50 en 60 zag het er uit alsof er geen religieuze opleving meer mogelijk was. de politieke partijen, het leger, de kibboetsiem en andere moshaviem waren allen grotendeels a-religieus.
Vanaf 1970 is er een stille revolutie gaande op dit gebeid. In velerlei kringen begint er een stijgende interesse voor Bijbel- en Talmoedstudie te ontstaan. In de steden, maar merkwaardig genoeg zelfs in de Hashomeer Hatsaier Kiboetsiem (die extreem socialistisch is, waar niet meer werd gedaan aan Jodendom) begint met te “lernen”. Onlangs ;oet ons de Minister van Religieuze zaken lange lijsten zien van aanvragen voor het bouwen van synoges, leerscholen, leermiddelen en mikvaot (rituele baden). Hij voegde hieraan toe dat dit de eerste maal is dat hij zo iets meemaakt sinds het ontstaan van Israël in 1948. voorts is er enorme uitbreiding ontstaan in nieuwe stadjes en wijken van Thora-getrouwe families. Dit is nog maar een gedeelte van de merkbare opbloeiing van religieuze interesse en beleving die hier heerst. Een duidelijk herleefd verlangen naar G’ds Woord. Ook dit was voorspeld:
“Er zullen dagen komen dat Ik honger breng in het land, geen honger naar brood, geen dorst naar water, maar om het Woord van G’d te horen” (Am. 8:11).
“En als al deze dingen over jullie zullen komen, de zegen en de vloek… je zult het tot je hart nemen… en je zult tot G’d terugkeren, luisteren naar Zijn stem… jij en je kinderen, met je hele hart en je hele ziel… en Hij zal jullie verzamelen vanuit alle volkeren waar G’d jullie heeft verspreid”. (Deut. 30:2,3).
Ook voor de komst van de Messias wordt ons voorspeld, dat door de terugkeer van jongeren naar de religie (zoals Rashi verklaart) ook hun ouders hier toe gebracht zullen worden en dit de harmonie in de families zal brengen, zoals profeet Malachi zegt:
“Denk aan de wet van Mozes mijn dienaar aan wie ik mijn voorschriften en bepalingen voor heel Israël heb gegeven. Dan stuur ik jullie de profeet Elia en op die dag…. Zal hij het hart van vaders naar de zonen, en van de zonen naar hun vaders terugbrengen”. (Mal.3:24).

Na alles wat wij vandaag de dag beleven, is onze hoop groot dat de genoemde dag niet ver van ons is.

©Rabbijn D. Brodman van Savyon
voor Profetisch Perspectief en FAQ-line.nl 2008