Het leven van Sjlomo Jitzchaki (RaSji)
Geschreven door de redactie
Het leven van Sjlomo Jitzchaki in vogelvlucht
900 jaar geleden werd Sjlomo Jitzchaki (RaSji: Rabban Sjel Israel – Leraar van Israël – of als Rabbenoe Sje Jichjeh: Onze Rabbi, dat hij mag leven) als enig kind in het jaar 4800 (1040) in Troyes (Frankrijk) geboren. De volgende legende wordt over de geboorte van RaSji verteld:
Zijn vader Jitschak was erg arm. Op een dag vond hij een zeldzame diamant. Zo blij dat hij was, omdat dit het einde van zijn armoede kon betekenen, besloot hij het edelsteen aan de plaatselijke juwelier te verkopen. Echter was de juwelier niet draagkrachtig genoeg om de diamant over te nemen en adviseerde Jitschak om de steen aan de bisschop te verkopen. Maar toen Jitschak hoorde dat de bisschop de steen voor zijn kruis wilde gebruiken en bijzonder veel geld voor de diamant bood, weigerde hij het te verkopen. Hij wist dat als hij de steen niet aan de bisschop zou verkopen, dan zou de steen met geweld van hem afgenomen worden, dus besloot hij zijn kostbaarste bezit in de zee te gooien, om Hasjems Naam te heiligen. Een Hemelse stem riep: “Voor dit grote offer wordt jij gezegend met een zoon die alle kostbare stenen in de wereld zal overtreffen, want het licht van zijn Tora zal voor altijd schijnen.”
Een jaar later werd RaSji geboren en Jitschak noemde zijn zoon Sjlomo, naar want: “G’d kan hem de wijsheid van Sjlomo hamlech geven”. Ook wordt er verteld de vader van RaSji de besnijdenis van RaSji naar bijna zonsondergang uitstelde, omdat hij nog een vooraanstaande gast op de besnijdenis van zijn zoon verwachtte. Ondanks er een menigte, zoals de gewoonte, al eerder op de dag voor de besnijdenis had geassembleerd, weigerde RaSji’s vader zijn zoon eerder op de dag te besnijden totdat die vreemde bedelaar bij de zonsondergang gearriveerd zou zijn. Gekleed als een bedelaar kwam de bijzondere gast eindelijk aan het einde van de achtste dag op aan. Jitschak bekende later dat deze bedelaar profeet Elijahoe was en gaf hem de bijzondere eer dat alleen voor belangrijke personen voorbehouden was.
Op zijn vijfde werd RaSji door zijn vader tijdens Sjawoe’ot aangespoord Torastudie te doen. Jitschak – die in zijn jeugd al overleed – was zijn belangrijkste leraar. Toen RaSji 17 was, trouwde hij en ging kort na zijn huwelijk in de jesjive van Rabbi Yaakov ben Yakar in Worms lernen. Drie keer per jaar keerde hij terug naar zijn vrouw. Dat waren op de Dagen van Inkeer, Pesach en Sjavoe’ot. In 1064 stierf Rabbi Yaakov en RaSji besloot een jaar in de jesjive van zijn familielid en tevens Opperrabbijn van Worms -Rabbi Isaac Halevi ben Eliezer – te lernen. Vervolgens verhuisde hij naar Mainz waar hij bij een andere familielid – de geleerde Rabbi Isaac ben Jehoeda – ging lernen. Deze rabbijn was hoofd van Mainz en een van de belangrijkste wijzen van de omgeving Lotharingen Frankrijk-Duitsland.
RaSji’s belnagrijkste leraren waren Rabbeinoe Gershom (Ben Jehoeda: om en nabij 960-1040) en Rabbi Eliëzer (Ben Isaac) Hagadol. Rasji zei bij de dood van Rabbeinoe Gershom dat alle leden van de Asjkenazische diaspora zijn studenten zijn. Rabbeinoe Gershom was de grootste geleerde van die generatie en werd ‘Meor Hagolah’-‘Licht van de ballingschap’ genoemd.
Van zijn leraren heeft RaSji de Mondelinge tradities met betrekking tot de Talmoed als het ware gedronken. Dit is niet vreemd, omdat zij eeuwenlang op deze manier zijn doorgegeven. Daarnaast verschaften zijn leraren een uniek inzicht in de logica van de Talmoed en de vorm van een betoog. De aantekeningen die RaSji in de jesjiva tijdens de lessen schreef, gebruikte hij als materiaal voor zijn commentaren.
Toen RaSji 25 was, kwam hij naar aanleiding van de dood van zijn moeder terug in Troyes. In Troyes werd hij voor het Beet Din gevraagd. Daarnaast begon hij zich met Halachische vraagstukken bezig te houden. Na de dood van het hoofd van de Beet Din, Rabbi Zerach ben Abraham, kreeg RaSji als dayan (religieus rechter) de leiding over het Beet Din en beantwoordde honderden Halachische vraagstukken.
In 1070 richtte RaSji zelf een jesjive op en trok vele leerlingen aan.
Tijdens de kruistochten in 1096, werden in Lorraine 12.000 Joden vermoord. Hele gemeenschappen werden hierdoor ontworteld. In Worms werden onder hen de drie zonen van de leraar van RaSji, Rabbi Isaac ben Halevi, afgeslacht. RaSji raakte hiervan diep onder de indruk en schreef daarom verschillende Selichot om de afslachting deze mensen en vernietiging van de grote jesjive te berouwen. Zeven van RaSji’s Selichot bestaan nog steeds, met inbegrip van “Adonai Elokei Hatz’vaot “. Deze wordt gereciteerd aan de vooravond van Rosj Hasjana. “Az Terem Nimtehoe” wordt op de vastendag van Gedalia gereciteerd.
Rasji had geen zonen, maar een aantal dochters: Yocheved, Miriam and Rachel. Zijn schoonzonen en kleinkinderen waren eveneens beroemde geleerden en commentatoren van de Tora en Talmoed. Onder zijn kleinzonen waren Rabbeinoe Tam en RaSjBaM (Rabbi Samuel ben Meir) zijn bekendste. RaSji’s kleinzonen en leerlingen waren de auteurs van de ‘Tosefoth’, beter bekent als ‘de studenten van de Talmoed“.
RaSji had op oudere leeftijd een zwak gestel. Zijn dochter moest op een gegeven moment zijn aantekeningen opschrijven, omdat hij daar niet meer zelf toe in staat was. Hij overleed op de leeftijd van 65 jaar en werd in Troyes begraven.