Het Jezus verhaal in de Talmoed
Geschreven door Rabbijn G. Student, vertaald door Joel von Schükkmann
[red. Orthodox-Jodendom NL: rabbijn Gil Student is noch een messiaanse Jood of christen!]Dit artikel is vertaald met toestemming van de auteur, (Orthodoxe) Rabbi Gil Student. De auteur heeft de Nederlandse vertaling echter niet (kunnen) herzien i.v.m. het taalverschil.
In dit artikel behandeld Rabbijn Gil Student de teksten uit de Talmoed waarvan men vaak vermoed dat ze over de Nieuw Testamentarische Jezus (Yeshu) gaat. Heel veel mensen hebben een verkeerd beeld van de Talmoed en halen passages aan waarvan zij zeggen dat de Talmoed Jezus beschuldigt een afgodendienaar te zijn. Er zijn vele leugens gaande over het internet over de Joodse Talmoed. Deze beschuldigingen worden ondersteund door ‘directe citaten’ uit de Talmoed, die vaak verkeerd en uit hun verband getrokken’ gelezen worden. Rabbijn Gil Student behandeld alle passages die over de persoon / personen Yeshu gaan. Dit doet hij één voor één, legt daarnaast tegelijk de geschiedenis erbij uit.
Ik heb dit artikel vertaald omdat het mij goed leek dat meer mensen zich zouden beseffen dat de Talmoed geen haatdragelijk en antichristelijke literatuur is. Helaas zijn er veel mensen zijn waaronder ook christenen én Messiasbelijdende Joden die een heel verkeerd beeld hebben van de Talmoed. Veel mensen missen de ‘geleerde achtergrond’ om aan deze eisen te voldoen. De meeste mensen hebben geen besef dat deze beschuldiging vals en kwaadwillig is. Wat er hier wordt geprobeerd is om detail voor detail te laten zien hoe de beschuldigingen niet kloppen, en misleidend zijn.
De jaartallen heb ik aangeduid met # VGJ (Voor gewone jaartelling), en met # GJ (gewone jaartelling).
“We proberen de wereld de échte Talmoed te laten zien” Zoals R’ Student het zegt.
Joel von Schükkmann
Introductie
Er zijn vier belangrijke passages in de Talmoed, die door sommigen worden gebruikt om Jezus leven en dood ter discussie te stellen. Wat we hier zullen doen is het analyseren van de passages, en de redenen zien of iemand deze [passages] wel of juist niet mag gebruiken voor het leven van Jezus. We zullen ook kijken naar twee andere passages die ons helpen om onze hoofdpersoon(/personen) te identificeren. We zullen ons snel realiseren dat er grote moeilijkheden zijn om te zeggen dat deze teksten op Jezus slaan. We zullen zien dat een groot gedeelte van de historici en talmoedisten het hierover gehad hebben, en hebben vastgesteld dat geen van de passages over Jezus gaat of dat ze over een proto-Jezus gaan, wiens leven later theologisch gemotiveerd werd verduisterd tijdens het schrijven van de geschiedenis.
Passage #1
Het is belangrijk om te onthouden dat er veel mensen in de Talmoed zijn met dezelfde naam. R. Aaron Hyman beschrijft in zijn biografische werk over de sage’s van de Talmoed, Toldot Tannaim V’Amoraim:
14 Hillel’s,
61 Elazar’s, en
71 Huna’s.
Josephus [Flavius] heeft het over ong. 20 verschillende mannen met de naam Jezus [Yeshu], waarvan tenminste tien in dezelfde tijd leefden als de beroemde Jezus (cf. John P. Meier, A Marginal Jew, pag. 206 nr. 6).
De naam ‘Panthera’ was ook een gebruikelijke naam in de eerste twee eeuwen (L. Patteron, ‘Origin of the Name Panthera’, [JTS 19] 1917-17, pag. 107, nr. 48).
Als we het over voornamen hebben, is het er normaal om verschillende mensen tegen te komen in de Talmoed met dezelfde namen, net zoals vandaag dat nog steeds het geval is. Als ik het heb over Bill, praat ik dan over de [voormalig] president van de Verenigde Staten, de miljonair en oprichter van Microsoft, of een lokale bekendheid? Op één plaats kan ik een ene Bill, en op de andere weer een andere Bill bedoelen.
Het is daarom bijna onmogelijk om iemand alleen op basis van hun voornaam te identificeren. Achternamen, welke in de Talmoed de naam van de vader is, maken ons mogelijk om mensen veel beter te kunnen identificeren. Maar nog steeds niet helemaal honderd procent. Het is heel erg mogelijk dat twee mannen en hun vaders dezelfde namen hebben. Dat maakt de geschiedenis veel moeilijker, maar als we dit feit negeren is dat het vervormen van de geschiedenis.
Let erop dat het woord ‘ben’ Hebreeuws is voor ‘zoon van’. Dus “Shimon Ben Gamaliel” betekend Shimon zoon van Gamaliel.
Talmoed Shabbat 104b, Sanhedrin 67a
Het is geleerd: R. Eliezer vertelde de sage’s: Bracht Ben Stada niet hekserij met hem vanuit Egypte in een snee die in zijn huid was? Zij zeiden tot hem: Hij was een dwaas, en je kan geen bewijs brengen van een dwaas.
Ben Stada is Ben Pandira.
R. Chisda zei: De echtenoot was Stada en de minnaar was Pandira.
[Nee,] De echtenoot was Pappos Ben Yehudah en de moeder was Stada.
Samenvatting
Wat we hieruit zien is dat er een man was die ‘Ben Stada’ heette van wie men vermoedde dat hij zwarte magie beoefende. Zijn moeder heette Miryam en heette ook Stada. Zijn vader heette Pappos Ben Yehuda. Miryam (Stada) had een affaire met Pandira waaruit Ben Stada werd geboren.
Bewijs
Sommige historici claimen dat Ben Stada, ook wel bekend als Ben Pandira, Jezus is. Zijn moeders naam was Miryam wat gelijk is aan ‘Maria’. Bovendien werd Miryam een vrouwen ‘kapster’ genoemd, “Megadla nashaia” [voor deze vertaling zie: R. Meir HaLevi Abulafia, Yad Rama, Sanhedrin as. 1oc.]. De uitdrukking “Miryam megadla nashaia” klinkt bijna hetzelfde als Maria Magdalena, ook een bekend nieuw testamentarisch figuur.
Problemen
1. Maria Magdalena was niet Jezus’ moeder. Noch was zij een ‘kapster’.
2. Jezus’ stiefvader was Josef. Ben Stada’s stiefvader was Pappos Ben Yehuda.
3. Pappos Ben Yehuda is een bekend figuur van andere plaatsen in de Talmoedische literatuur.
In de Mechilta Beshalach (Vayehi ch. 6) is hij in discussie over de Torah met Rabbi Akiva en in Talmoed B’rachot 61b is Pappos Ben Yehuda samen met Rabbi Akiva gevangen genomen en vermoord door de Romeinen. Rabbi Akiva leefde tijdens de tweede helft van de eerste eeuw en de eerste helft van de tweede eeuw [gewone jaartelling]. Hij stierf in het jaar 134 [na gewone jaartelling]. Als Pappos Ben Yehuda een tijdgenoot was van Rabbi Akiva, moet hij wel na Jezus’ dood geboren zijn, en kan hij zeker niet zijn vader zijn.
Passage #2: Yeshu
Talmud Sanhedrin 107b, Sotah 47a
Wat van R’ Yehoshua Ben Perachiah?
Toen Yochanan [Hyrcanus] de koning de Rabbijnen doodde, ging R’ Yehoshua Ben Perachiah (en Yeshu) naar Alexandrië, Egypte. Toen er vrede was, stuurde Shimon Ben Shetach hem “Van mij [Yerushalayim] de heilige stad naar jou Alexandrië van Egypte. Mijn echtgenoot blijft in jouw midden en ik zit verlaten.” [R’ Yehoshua Ben Perachiah] vertrok en kwam aan bij een bepaalde herberg, en toonde hem groot respect. Hij zei: Hoe mooi is deze herberg [Achasania, wat ook herbergier betekent].
[Yeshu] zei: Rabbi, ze heft smalle ogen.
[R’ Yehoshua Ben Perachiah] zei tegen hem: Slechte, is dit jezelf in dienst stellen?
[R’ Yehoshua Ben Perachiah] zond vierhonderd trompetters uit en excommuniceerde hem.
[Yeshu] kwam vele keren voor [R’ Yehoshua Ben Perachiah] en zei: accepteer mij. Maar [R. Yehoshua Ben Perachiah] gaf hem geen aandacht.
Op een zekere dag toen [R’ Yehoshua Ben Perachiah] het Shema aan het reciteren was [tijdens het Shema mag iemand niet gestoord worden], kwam [Yeshu] voor hem.
Hij was van plan om [Yeshu] te accepteren, en gebaarde naar [Yeshu] met zijn hand. [Yeshu] dacht dat [R. Yehoshua Ben Perachiah] hem afweerde. Hij vertrok, hing een steen op en boog ervoor.
[Yeshu] zei tegen [R’ Yehoshua Ben Perachiah]: Je leerde me dat iedereen die zondigt en veroorzaakt dat anderen zondigen hem niet de mogelijkheid gegeven wordt om berouw te hebben.
En de meester zei: Yeshu {de Notzri} beoefende magie, bedroog en leidde Israël verkeerd.
Achtergrond en samenvatting
Let erop dat de historici verschillen over de exacte jaren van deze gebeurtenissen. Voor eenvoud, zullen we veronderstellen dat de recentste mogelijke data zijn zoals die word aangegeven door Gershon Tannenbaum [Jewish Time Line Encyclopedia, pag. 87]
Yochanan [Johannes] Hyrcanus was een succesvolle koning en soldaat. Tijdens een banket ter ere van zijn overwinningen in 93 V.G.J. werd hij door sommige Farizeese Rabbijnen beledigd, en hij werd overtuigd door Suduceese leiders om te proberen om elke Farizeese Rabbijn te doden [Hyman, vol. II pag. 691-692, 766].
Sommige Rabbijnen, zoals R’ Yehoshua Ben Perachiah en zijn leerling Yeshu, vluchtten naar Alexandrië, buiten het bereik van Hyrcanus [Hyman vol. II, pag. 647, 692]. Shimon Ben Shetach echter was ‘ondergedoken’ bij zijn zus ‘Shlomzion [Salome] Alexandra’, in Yerushalayim. Shlomzion. [Salome] was Yochanan [Johannes] Hyrcanus’ schoondochter [Hyman, vol. II pag. 647, 692, 766, vol III pag. 1212-1213]. De heel erg diverse religieuze bevolking van Palestina, was vol van sekten zoals de Essenen, Qumran’s, en talrijke andere groepen, waren tijdelijk zonder Farizeese openbare leiders.
In het jaar 91 VGJ, waren Yochanan Hyrcanus en zijn zonen Antigonus en Aristobulos gestorven en zijn derde zoon Alexander Yanai [Janneus] werd koning. Ook al was hij een vurige Sadduceeër, haalde zijn vrouw hem over om zijn Farizeese schoonbroer, Shimon Ben Shetach aan te stellen in het Sanhedrin. Het Sanhedrin werd toen nog gedomineerd door Sadduceeërs.
Langzaam aan, door de jaren heen zette hij zijn Suduceese tegenstanders in de schaduw, en benoemde zijn Farizeese leerlingen tot leden [Hyman, voll II, pag. 766-767, vol III pag. 1213-1214].
In het jaar 80 VGJ was het eindelijk veilig voor de Farizeese Rabbijnen om stilletjes terug te komen. Shimon Ben Shetach stuurde cryptische boodschap naar zijn mentor R’ Yehoshua Ben Perachiah, waar hij hem aanmoedigde om terug te komen [Hyman, vol. II pag. 647-648, vol III pag. 1213-1214].
Zo’n 50 tot 60 jaar na de grote Farizeese overwinning op de Hasmoneeërs (Makkabeeërs), in welke de Farizeeërs in opstand kwamen tegen de Griekse Syriërs en de monarchie bereikten Deze Farizeese rabbijnen keerden terug naar een land vol ketterse sekten die of geïntegreerde aspecten van het Hellenistische heidendom in hun religie hadden overgenomen, óf in een poging om alle ‘onbewezen’ invloed af te weren, de tradities van de rabbijnen hadden verworpen. De Farizeeërs die het belang herinnerde in welke ze zich zo recentelijk aan hielden, waren nu getuigen van desintegratie van hun religieuze maatschappij.
Terugkomende begreep Yeshu één van de opmerkingen van zijn leraar verkeerd, en zei hij iets dat aantoonde dat hij was geïnteresseerd in getrouwde vrouwen, en ernaar keek. Seksuele promiscuïteit was juist een teken van veel Hellenistische sekten. R’ Yehoshua Ben Perachiah vermoedde dat zijn leerling weer een andere leider was die beïnvloed was door het Hellenisme, en liet hem excommuniceren [de haastige conclusie werd een paar regels voor onze passage in door de Talmoed veroordeeld]. Na vele pogingen van Yeshu om zich te verzoenen met zijn meester, was R’ Yehoshua Ben Perachiah eindelijk klaar. Als nog kwam Yeshu naar hem toe terwijl hij het Shema aan het reciteren was. Het belangrijkste gedeelte van het ochtendgebed, waarin hij niet kon stoppen om te praten. Hij gebaarde met zijn hand naar Yeshu. Welke verkeerd geïnterpreteerd werd, als een teken om weg te gaan. Yeshu gaf uiteindelijk op en vervulde zijn leraars vermoeden. Hij adopteerde een heidense religie en ging verder om zijn eigen sekte van Jodendom op te richten, en leidde zo veel Joden op de verkeerde weg.
Bewijs
Sommige historici nemen hier nota van sommige gelijkenissen tussen Yeshu en Jezus. Vooral in het Talmoed gedeelte waar hij ‘Yeshu ha [de] Notzri’ wordt genoemd, welke hem (met alleen één klein probleem) Jezus van Nazareth kan maken.
Problemen
1. Yeshu leefde ongeveer een eeuw voor Jezus.
2. Slechts één van de ongeveer vier verschillende geschriften die beschikbar zijn heeft de titel ‘HaNotzri’ (wat mogelijk de Nazareeër is). Geen van de andere geschriften hebben die titel wat latere interpolatie doet vermoeden, zoals middeleeuwse commentatoren beweren [Menachem HaMeiri, Beit Habechirah, Sotah ad. loc.].
3. Notzri hoeft niet per sé ‘Nazareeër’ te betekenen. Het is eigenlijk een bijbelse term (Yirmiyahu/Jeremia 4:16). Terwijl het eeuwen later alleen ongetwijfeld werd gebruikt om Christenen aan te duiden in de vorm van Notzrim of Netzarim. Het kon een term zijn dat gebruikt werd voor veel sterke gemeenschappen. De naam ‘Ben Netzar’ werd gebruikt door de Talmoed om de bekende bende leider Odenathus van Palmyra aan te duiden [zie Marcus Jastrow’s woordenboek pag. 930].
4. De naam Yeshu alleen kan heel gebruikelijk geweest zijn. We weten dat de naam Yeshu [Jezus] gebruikelijk was [zie het Kollosenzen 4:11 van ’t NT, en het begin van dit artikel].
5. Behalve de naam, komt niets uit het verhaal overeen met wat we weten van Jezus.
Passage #3: rechtspraak
Talmoed Sanhedrin 67a
Het is geleerd: Voor alle anderen die aansprakelijk zijn voor de doodstraf [behalve voor de verleider / verlokker naar afgoderij] verbergen wij de getuigen niet. Hoe handelen zij met [de verleider]? Ze steken een lamp voor hem aan in de binnenkamer, en zetten getuigen in de buitenkamer zodat ze hem kunnen zien en horen. Terwijl hij hen niet kan zien of horen. Iemand zegt tot hem “vertel me nog een keer wat je tegen mij in het privé zei” en hij vertelt het hem. Hij zegt “Hoe kunnen we onze G’d in de hemel verlaten, en afgoderij aanbidden?” Als hij berouw toont, goed. Als hij zegt “Dit is onze verplichting en wat we moeten doen”. De getuige die hem van buiten hoort brengt hem voor de rechtbank en stenigt hem. En zo deden zij met Ben Stada in Lud en hingen hem op de vooravond van Pesach.
Samenvatting
Deze passage behandelt hoe een verleider naar afgoderij, één van de ergste godsdienstige criminelen (zie Devarim / Deutr. 13:7-12), was gevangen. De Talmoed gaat door en zegt dat dit de methode was om de bekende Ben Stada te ‘vangen’.
Bewijs
Weer zien we Ben Stada. Boven werden we verteld dat hij hekserij bedreef, en we worden nu verteld dat hij ook een afgoden dienaar was. De link naar Jezus is dat Ben Stada in verband staat met Jezus in de passage hierboven en dat hij geëxecuteerd op de vooravond van Pesach. Het Evangelie van Johannes (19:14) vertelt dat Jezus werd geëxecuteerd op de vooravond van Pesach.
Problemen
1. Dezelfde problemen als bovenaan is weergegeven van Ben Stada naar Jezus, gelden hier ook. Inclusief dat hij ongeveer een eeuw ná Jezus leefde.
2. Ben Stada was gestenigd door een Joodse rechtbank, en niet gekruisigd door de Romeinse overheid zoals Jezus.
3. De synoptische Evangeliën zeggen dat Jezus is geëxecuteerd op Pesach zelf (Math. 26:18-20, Marc. 14:16-18, Luc. 22:13-15) en niet op de vooravond van Pesach.
4. Jezus is niet gekruisigd in Lud.
Passage #4: Executie
Talmoed Sanhedrin 43a
Er word geleerd: Op de vooravond van Pesach hingen zij Yeshu en de ‘boodschapper’ [omroeper] ging veertig dagen voorafgaand rond verklarende dat “[Yeshu] gestenigd werd voor het uitoefenen van hekserij, voor verleiden en verkeerd leiden van Israel. Iemand die iets zou weten waarmee hij hem kan ‘zuiveren’ moet naar voren komen om hem vrijstelling te geven. ” Maar niemand had iets om hem vrij te stellen, en ze hingen hem op de vooravond van Pesach.
Ulla zei: Zou iemand denken dat we zouden zoeken naar vrijstellend bewijs voor hem? Hij was een verleider en G’d heeft gezegd (Devarim / Deut. 13:9) “Toon hem geen medelijden of compassie, en bescherm hem niet”
Yeshu was anders omdat hij dicht bij de overheid stond.
Samenvatting
Hier hebben we het verhaal van de executie van Yeshu. Net zoals Ben Stada, was hij geëxecuteerd op de vooravond van Pesach. Voor zijn executie heeft de rechtbank gezocht naar getuigen die zijn naam konden zuiveren, zoals het normaal was voor elke executie. Ulla daarentegen twijfelde aan dit gebruik. Wegens het Bijbelse mandaat om niet mild te zijn, zou een verleider deze normale overweging niet horen te krijgen. De Talmoed antwoord dat Yeshu anders was. Om zijn connecties met de overheid heeft de rechtbank geprobeerd om elk bewijs te vinden om hem niet te executeren en de overheid kwaad te maken.
Bewijs
Weer zien we Yeshu. Al het bewijs wat boven is beschreven met het verbinden van Yeshu tot Jezus, is hier ook weer van toepassing. Bovendien is de executie op de vooravond van Pesach een andere verbinding met Jezus zoals hierboven met Ben Stada.
Problemen
1. Zoals hierboven genoemd met Ben Stada, de synoptische Evangeliën zeggen dat Jezus is geëxecuteerd op Pesach zelf, en niet op de vooravond.
2. Zoals bovenstaand, Yeshu leefde een eeuw vóór Jezus.
3. Yeshu was geëxecuteerd door een Joodse rechtbank en niet door de Romeinen. Tijdens Yeshu’s tijd, was het de regering van Alexander Yanai [Janneus], de Joodse rechtbanken hadden de macht om te executeren, maar moesten uitkijken. Want de rechtbanken werden geleid door Farizeeën, en de koning was een Sadduceeër. Het is lijkt duidelijk waarom de rechtbanken de monarch niet onnodig kwaad zouden maken, door het executeren van een vriend van hem. Van de Romeinse bezetting in Jezus’ tijd is er geen indicatie dat de Joodse rechtbanken het recht hadden om criminelen te executeren.
4. Er is geen indicatie in het NT dat Jezus vrienden had in de overheid.
Passage #5: Discipelen
Talmoed Sanhedrin 43a
Het is geleerd: Yeshu had vijf discipelen: Matai, Nekai, Netzer, Buni, en Todah
Ze brachten Matai [voor de rechters]. Hij zei tot hen: Zal Matai worden gedood? Het is geschreven (Teh. / Ps. 42:2) “Wanneer [=Matai] zal [ik] komen en verschijnen voor G’d.”
Zij zeiden tot hem: Ja, Matai zal worden gedood zoals het is geschreven (Ps. 41:5) “Wanneer [=Matai] zal [hij] sterven en zijn naam zal vergaan..”
Ze brachten Nekai. Hij zei tot hen: Zal Nekai worden gedood? Zoals het is geschreven (Shemot / Ex. 23:7). “De onschuldige [=Naki) en de rechtvaardige zul je niet doden.”
Zij zeiden tot hem: Ja, Nekai zal gedood worden zoals het is geschreven (Ps. 10:8) “In geheime plaatsen doodt hij de onschuldige [=Naki].”
Ze brachten Netzer. Hij zei tot hen: Zal Netzer worden gedood? Het is geschreven (Yeshayahu / Jes. 11:1) “Een tak [=Netzer] zal opkomen uit zijn wortels.”
Zij zeiden tegen hem: Ja, Netzer zal gedood worden zoals het is geschreven (Yeshayahu / Jes. 14:19) maar U bent weggeworpen, ver van uw graf, als een verafschuwde tak (=netzer)
Ze brachten Buni. Hij zei tot hen: Zal Buni worden gedood? Het is geschreven (Shemot / Ex. 4:22) “Mijn zoon [=Beni], mijn eerstgeborene, Israel.”
Ze zeiden tegen hem: Ja, Buni zal gedood worden zoals het is geschreven. “Zie, ik dood jouw zoon [=Bincha] je eerstgeborene.”
Ze brachten Todah. Hij zei tot hen: Zal Todah sterven? Het is geschreven [Tehilim/Ps. 100:1] “Een psalm van dankzegging [=Todah].”
Zij zeiden tot hem: Ja, Todah zal gedood worden zoals het is geschreven [Tehilim /Ps. 50:23]. “Wie dankzegging offert [=Todah] eert mij.
Samenvatting
Vijf van Yeshu’s discipelen warden voor een rechtbank gebracht voor misdaden tegen G’d en voor maatschappij van afgodendienst. Zij zijn geëxecuteerd volgens Bijbelse wet. Deze passages laten zien dat iedere discipel heel slim een Bijbels vers op zichzelf laat slaan om zichzelf vrij te spreken. De rechtbank reageert door hetzelfde te doen.
Bewijs
De naam Yeshu is gebruikt zoals boven. Het extra bewijs dat deze passage geeft is dat Matai de Hebreeuwse vorm van Mattheus is, één van Jezus’ discipelen.
Problemen
Dezelfde problemen als boven van Yeshu naar Jezus gelden hier ook nog steeds.
Van de vijf discipelen is slechts één erkend. En die andere vier?
De naam Matai schijnt een bijnaam te lijken of een Aramese vorm van Mattityahu, wat een bekende Joodse naam was in die tijd. Het was waarschijnlijk een gebruikelijke naam overwegend door de hoge achting waarin de patriarch van de Hasmoneaanse dynastie, Mattityahu, door het gewone volk werd gehouden.
Sommige manuscripten hebben de naam van R’ Yehoshua Ben Perachiah’s beroemde collega als Mattai van Arbel [R’ Shimon Ben Tzemach Duran, Magen Avot, editie Zeini (Jerusalem:2000) pag. 31].
Passage #6: De Student
Tosefta Chullin 2:23
Het gebeurde eens dat R’ Elazar ben Dama werd gebeten door een slang, en Ya’akov uit het dorp Sechania kwam om hem te genezen in de naam van Yeshu ben Pandira, maar R’ Yishmael liet dat niet toe.
Bewijs
Hier zien we de enige plaats waar de namen Yeshu en Pandra verbonden zijn.
Theorieën
Wazige geschiedenis
Sommige historici refereren al de bovengenoemde passages naar Jezus. Er zijn vele moeilijkheden in het samenbinden van alle details, vooral de historische tijdskalenders. Ook al zeggen deze historici dat ze ‘chronologie niet een wetenschap was waar de rabbijnen in uitblonken’, of iets was waar ze goed op letter waren [RT Herford, Christianity in Talmud & Midrash, p. 347]. De Rabbijnen van de hadden een wazig geheugen over Jezus en hebben het opgesmukt om hem zwart te maken. De inconsistentie onder de diverse verhalen is van geen gevolg omdat de rabbijnen niet om gaven. Dus, Jezus is Yeshu is Ben Stada is Ben Pandira. Maria Magdalena wordt Jezus’ moeder genoemd door sommige vage vertrouwdheid met het Evangelie verhaal. Jezus’ executie werd herinnerd maar slechts met een paar details. Eigenlijk, vonden deze historici veel meer referenties naar / over Jezus in de Talmoed waar zijn naam niet wordt gebruikt [klik hier]. Herford somt ongeveer twintig verschillende passages waarvan hij claimt dat ze over Jezus gaan, en blijft er alsnog bij dat “het opmerkelijk is hoe erg weinig de Talmoed over Jezus zegt.”
Dit was eens de standaard benadering van historici. Hoewel, de duidelijke vooroordelen tegen talmoedische rabbijnen en de buitensporige toewijzing van naamloze passages, meer ruimte heeft plaats gemaakt voor een meer gebalanceerde benadering onder wetenschappers.
Goldstein, in zijn hoog gerespecteerde doctorale verhandeling Jesus in the Jewish Tradition debatteert tegen de toewijzing aan Jezus van diverse verwijzingen in Talmoed, zoals Balaam en “een bepaald persoon”. In zijn kijk, is dit vinden in de tekst wat men sowieso al zocht [C.F. Goldstein, pag. 57-81].
Joseph Klausner refereert de Ben Stada passages niet toe aan Jezus [Joseph Klausner, Jesus of Nazareth, pag. 20-23]. Johan Maier is daar mee eens, en voegt erbij aan dat Ben Pandira ook niet aan Jezus verbonden was [Johan Maier, Jesus von Nazareth in der talmudischen Uberlieferung, pag. 237, geciteerd in John P. Meier A Marginal Jew, vol. I p. 106 nr. 45].
Maier ontkent verder dat in de passage in Sanhedrin 43a over de executie van de discipelen van Yeshu, iets te maken heeft met Jezus [Maier, Pag. 229. geciteerd in Meier vol. I p. 107 nr. 51]. John P. Meier is een katholieke priester en auteur van de meest recentelijk en meest toegejuichte geleerde die een analyse van het bewijsmateriaal van het leven van Jezus maakte in ‘A Marginal Jew’, welke zelfs is toegevoegd aan de ‘Anchor Bible Reference Library’.
De Anchor Bible Reference Library neemt zelf een gulden middenweg en zegt “Niet volledig accepterende de radicale benadering van Maier, denk ik dat we erover eens kunnen zijn met hem op één belangrijk punt: in de vroege rabbijnse bronnen, is er geen duidelijk of zelfs waarschijnlijke referentie naar Jezus van Nazareth ” [Meier, vol. I pag. 98].
Meier voegt er ook iets aan toe wat lijkt op een direct antwoord op Herford’s opmerking dat hierboven gequoted is. Meier zegt: “Behalve van Josephus, geeft Joodse literatuur van de vroege christelijke periode geen vrijstaande bron(nen) voor onderzoek naar de historische Jezus. Inderdaad, waarom zou het [dat moeten]? Verbonden in een hevige strijd om haar eigen bestaan en definitie, had het vroege rabbijnse Jodendom andere zaken aan hun hoofd. Zaken die, vanuit hun eigen perspectief veel belangrijker waren” [Meier].
Veel moderne historici ontdekken verschillende lagen van teksten van verschillende jaren binnen de talmoedische periode. De passages refereerde oorspronkelijk naar verschillende mensen die Yeshu genoemd werden, Yeshu, Ben Stada en Ben Pandira, waarvan geen de [NT Yeshu] Jezus was. Door de tijd heen melden verschillende generaties van talmoedische rabbijnen de passages samen met verschillende uitdrukkingen en details. Hoewel volgens Johann Maier en John P. Meier geloven dat sommige latere toevoegingen bedoeld waren om naar Jezus te refereren, terwijl de originele tekst dat niet deed. Het is daarom erg moeilijk om vast te stellen wat, als er iets is, de Talmoed eigenlijk zegt over Jezus.
Deze pogingen tot literaire analyse van Talmoed, zijn niet echt ketters voor traditionele Joden, maar worden zeker wel afgekeurd. We zullen daarom proberen om de literatuur van een meer traditionele historische kijk op de talmoedische passages te gebruiken. Samen met wat klassieke rabbijnse commentatoren om de onderwerpen van deze teksten te begrijpen.
Twee Yeshu’s
Het standaard rabbijnse begrip van deze passages is dat deze passages gaan over tenminste twee verschillende personen spreken [Tosafot HaRosh, Sotah 47a Yeshu, Shabbat 104b Ben Stada; Tosafot (ongecensureerd) Shabbat 104b Ben Stada; R’ Abraham Zacuto, Sefer Hayuchasin 5:6, R’ Natan David Rabinowitz, Binu Shenot Dor Vador, pag. 422-425].
De eerste leefde in de eerste helft van de eerste eeuw VGJ tijdens de regering van Alexander Yanai [Janneus]. De tweede leefde in de eerste helft van de tweede eeuw GJ, in de tijd van de Romeinse vervolging dat leidde naar de tragische dood van Rabbi Akiva.
De eerste, Yeshu Ben Pandira, begon zijn eigen sekte en had vele volgelingen. Zijn ketterse en afgodische leer bleef na zijn dood nog eeuwen bestaan, maar zoals zo velen Joodse sekten stierf langzaam uit na de verwoesting van de Tempel.
De tweede, Ben Stada, was een simpele publieke afgodendienaar van een vermaarde familie, die was betrapt en gestraft.
De enige connecties tussen de twee zijn de namen van hun vaders, dat ze geëxecuteerd waren op de vooravond van Pesach, en dat ze beiden een tijd in Egypte hebben gezeten.
De eerste is waarschijnlijk meer een toeval, omdat zoals eerder ook al genoemd, was Panthera (Welke in het Hebreeuws en Aramaas gelijk staat aan ‘Pandira’) een gebruikelijke naam.
Ben Stada mag dan wel in Lud zijn geëxecuteerd op de dag voor Pesach uit ontzag voor zijn vermaarde stiefvader, op die dag waren de meeste mensen verzameld in Yerushalayim om hun Pesach offers voor te bereiden, en erg weinig mensen zouden de executie in Lud hebben gezien. Yeshu Ben Pandira kan ook geëxecuteerd zijn op de dag voor Pesach in Yerushalayim maar dan om exact de tegenovergestelde reden. Omdat hij de leider was van een ketterse sekte, de rechtbank kan hebben gehoopt dat de menigte in Yerushalayim de executie zou zien, en leren dat zijn [Yeshu’s] sekte een afwijking van het ware Jodendom was.
De tijd die ze beiden in Egypte hebben doorgemaakt is vergelijkbaar met twee Amerikaanse Joden die vandaag New York City bezoeken in een bepaald tijdstip van hun leven. Vanaf het jaar 307 VGJ naar het jaar 113 GJ, was Alexandrië de grootste en meest schitterende Joodse gemeenschap ter wereld. Zijn honderdduizenden Joden hadden een erg grote en actieve Joodse gemeenschap. Dat is waarschijnlijk waarom het mogelijk was voor R’ Yehoshua Ben Perachiah en Yeshu om zich daar schuil te houden. De gemeenschap van Alexandrië stond ook bekend om zijn affiniteit tegenover de Hellenistische cultuur. Zijn meeste beroemde resultaat, Philo, schreef exclusief in het Grieks en stelde een heel erg Hellenistiche filosofie voor welke ‘sommige’ beschouwen als ketters tegenover het Jodendom [zie: Samuel Belkin’s introductie voor Midreshei Philon]. Het is zeker niet verrassend dat het bezoek van de jonge Ben Pandira’s aan dit bloeiende Joodse centrum heeft geleid tot het accepteren van een hybride Joods-Hellenistische religie, dat als afgoderij werd beschouwd door traditionele Joden.
De volgende grafiek toont welke details naar elke persoon verwijzen.
Yeshu Ben Pandira
Passage 2
Leefde ong. 80 VGJ
Leerling van R’ Yehoshua Ben Perachiah
Ontvluchtte aan vervolging door te vluchten naar Egypte, werd na terugkomst een afgodendienaar.
Passage 4
Geëxecuteerd op de dag voor Pesach.
Had goede contacten met overheids functionarissen.
Passage 5
Had vijf discipelen die ook geexecuteerd werden.
Passage 6
Zijn ‘nalatenschap’ bleef na zijn dood nog eeuwen bestaan. Zelfs tot in de tijd van R’ Yishmael (die stierf in 133)
Ben Stada
Passage 1
Leefde ong. 100 GJ
Soms Ben Pandira genoemd, maar meestal Ben Stada, mogelijk om hem van Ben Pandira te ondescheiden.
Bracht hekserij mee vanuit Egypte.
Moeder was Miryam de ‘kapster’, ook bekend als Stada.
Vader was Pandira.
Stiefvader was Pappos Ben Yehudah
Passage 3
Geëxecuteerd voor afgoderij op de dag voor Pesach in Lud.
Vroege Jezus
Sommige historici gaan nog verder. Het is welbekend, en allang een controversiële kwestie dat, voor in de 19e eeuw sommige historici het hele bestaan van de historische Jezus betwistten. Volgens deze theorie heeft Jezus nooit bestaan en hebben de vroege kerkvaders hem geschapen als een figuur voor hun religie. De Evangeliën zouden verzamelingen van verschillende legenden zijn dat aan deze mythische Jezus zijn toegezegd. Veel inkt is verspild, gedebatteerd over deze theorie, maar er zijn zelfs wetenschappers die dit [deze theorie] accepteren en nog een stap verder gaan. Zij identificeren de basis van de Nieuw Testamentarische Jezus in het verhaal van Yeshu Ben Pandira. Dit legendarische figuur, die was ‘gebrandmerkt’ als een ketter door de Joodse leiders, stichtte een Joodse sekte die de Christenen inspireerde en beïnvloede. Deze vroege Christenen namen het verhaal van Yeshu Ben Pandira over en wijzigden het, om het te laten passen in een latere historische periode en voor hun eigen eclectische g’dsdienstige geloof [R. Avraham Ibn Daud, Sefer Hakabbalah, 53; Sefer Hayuchasin, Avraham Korman, Zeramim Vekitot Beyahadut, pag. 354-364].
Sommige geleerden hadden de moed hebben de oorspronkelijke Jezus of proto-Jezus geïdentificeerd als Yeshu Ben Pandira, als de leraar van ‘rechtvaardigheid’ die de sekte in Qumran leidde [Alvar Ellegård, Jesus One Hundred Years Before Christ; G.R.S. Mead, Did Jesus Live 100 B.C.?; G. A. Wells, The Jesus Myth].
Terwijl deze theorieën hoogst speculatief zijn en zeker niet tot de heersende stroming horen, hebben onderzoekers een grote hoeveelheid van bewijsmateriaal, archeologische vondsten aan middeleeuwse verwijzingen gevonden. Die wijzen naar deze of een vergelijkbare conclusie.
Conclusie
Het lijkt me nu wel duidelijk dat er geen algemene opvatting is, waar over Jezus wordt gesproken in de Talmoed. De meeste van de zogenaamde ‘blasfemieën’ tegen Jezus en Maria in de Talmoed refereren helemaal niet naar hen. Echter, kan er niet ontkent worden, en geen enkele rabbijn zal dit ontkennen dat de auteurs van de Talmoed niet in het Messiasschap van Jezus of zijn g’ddelijkheid geloofden. Als je zoekt naar Christelijke omgang, dan is Joodse literatuur niet de plaats om te zoeken. Echter er is geen grond om dubbelzinnig te zeggen dat de Talmoed Jezus een bastaard noemt, of dat Maria een prostituee was die seks had met veel mannen. Zoals aangetoond gaan deze passages absoluut niet over Jezus.
Voor het oorspronkelijke (Engelse) artikel klik hier
Rabbijn G. Student, is een orthodoxe Rabbijn afgestudeerd aan de Yeshiva University in de V.S. en auteur van verscheidene boeken over het Jodendom.
Noot: De tekst is genomen van Chisronot Hashas, oorspronkelijk gedrukt in Koenigsberg in 1860 en herdrukt in Tel Aviv in 1989. De tekst van de Tosefeta is genomen van de standaard Vilna editie en lichtelijk gewijzigd, gebaseerd op Saul Lieberman’s Tosefet Rishonim.
©2000 Rabbijn G. Student
©vertaald door Joel von Schükkmann FAQ-online