Een maatschappij zonder rechten
Geschreven door Dayan mr. drs. R. Evers
…is geen lang leven beschoren
Misjpatiem betekent rechten. Hoewel het jodendom een religie is, gaat de Tora er van uit dat een maatschappij zonder rechtssysteem geen lang leven beschoren is. Het voorschrift om een systeem van recht en rechtvaardigheid in te voeren geldt voor ieder samenleving ongeacht de gezindte. De vestiging van een rechtsorde vormt één van de Noachietische geboden, die tot de hele mensheid gericht zijn. De Tora werd aan een geheel volk gegeven en niet alleen aan individuen. Het doel van de Tora is niet alleen verheffing van het individu maar is ook gericht op het inrichten van een rechtvaardige samenleving. Alle aspecten en instanties van een Tora-samenleving moeten doordrongen zijn van een geest van liefdevolle rechtvaardigheid. De joodse wet schrijft eigenlijk voor, dat, indien men in een onrechtvaardige en corrupte maatschappij leeft en er geen uitzicht op is, dat deze samenleving in de goede richting beïnvloed kan worden, men zo spoedig mogelijk de geboortegrond moet verlaten om een gemeenschap te vinden, die de idealen van de Tora dichter benadert (Maimonides). De continuïteit van de wereld is gebaseerd op rechtvaardigheid. De Chagamiem (joodse Wijzen) zeiden eens: “Hij, die rechtvaardig rechtspreekt, heet G’ds partner in de Schepping”.
De Tora van liefde is tevens de Tora van gerechtigheid. Zo moet het ook zijn. In een maatschappij, waar onrecht getolereerd wordt, kan liefde niet bloeien. In deze geest benadert de Tora het liberale dilemma. Het resultaat is vaak dat meer consideratie wordt getoond met de misdadiger dan met het slachtoffer. De Tora leert, dat een zachte aanpak, die misdaad bevordert, slecht is en dat een harde aanpak van misdaad niet a priori slecht is. De Chagamiem stelden, dat “Hij die goed is voor wreedaardige mensen uiteindelijk wreed is voor de zachtmoedigen”. Dwang is soms noodzakelijk om crimineel gedrag een halt toe te roepen. In onze ‘permissive society’ blijft dit overigens een groot probleem.
Het Tora-recht kent een geheel eigen structuur. In een theocratie is iedere heerschappij voorbehouden aan het Opperwezen. De plichten richten zich op het individu. De Tora is een plichtenleer (de menselijke wet is vaak meer een verzameling rechten). Plichten worden vaak uitgedrukt in zeer algemene termen, waaraan door derden geen tastbare voordelen en rechten kunnen worden ontleend. Degene, die door een bepaald ge- of verbod beschermd of bevoordeeld zou moeten worden, heeft doorgaans geen juridische middelen om zijn (mensen)rechten af te dwingen.
De positie van de mensenrechten in de Tora verschilt niettemin weinig van de status van de universele mensenrechten. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die slechts rechten en (behalve art. 29) geen plichten kent, is hiervan een goed voorbeeld. De mensenrechten worden in de Universele Verklaring erkend als zodanig maar geen van deze rechten is wettelijk afdwingbaar. Het zijn ‘leges nudae’, rechten op papier, die interessant zijn om te lezen maar weinig troost bieden voor het verdrukte en vervolgde deel van de mensheid. De Verklaring zelf beschouwt deze rechten als algemene richtlijnen voor de wetgevende machten bij het opstellen van geldende wetgeving; maar de Verklaring zelf verplicht de individuen niet tot naleving en bindt Staten niet om ze uit te voeren.
Omdat de mensenrechten een juridische weerslag vormen van moderne zeden en opvattingen, maakt het eigenlijk weinig uit of zij gesteld zijn in de vorm van rechten of plichten. Omdat de erkenning van een recht een verplichting impliceert om dit recht te implementeren, heet de keerzijde van een mensenrecht een plicht.
De basis van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens vormt de erkenning van en respect voor de rechten en vrijheden van derden: iedereen, die rechten voor zichzelf opeist, moet het recht van de ander altijd voor ogen staan. Dit leidende beginsel werd al in de Talmoed verwoord door Hilleel toen deze door een heiden gevraagd werd de hele Tora te onderwijzen, staande op één voet. Hilleel zei toen: “Wat gij niet wil dat U geschiedt, doe dat ook een ander niet. Dit is de essentie van de wet – de rest is toelichting” (B.T. Sjabbat 31a). Wetgeving is gericht op zelfbeperking. In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens staan veel onderwerpen, die ook in de Tora behandeld worden.
©Dayan mr. drs. R. Evers